De plaats van pastoraat in de plaatselijke gemeente

Jef De Vriese

Pastoraat is een belangrijk onderdeel van het functioneren van de plaatselijke gemeente.
Enerzijds moet het in alle aspecten van het gemeenteleven zichtbaar zijn, zodat de gemeente herderlijk wordt verzorgd.
Anderzijds kan pastoraat over-benadrukt worden en leiden tot geestelijk misbruik.
Dit artikel gaat over het belang, de grenzen en de gevaren van het pastoraat in de gemeente.

Een kwestie van prioriteit
Prioriteiten stellen gaat om het onderscheid tussen het wezenlijke en het bijkomstige. Wat zegt de Schrift hierover? Wat is belangrijk?
Mensen zijn belangrijk
Verloste mensen én verloren mensen hebben eeuwigheidswaarde. De ene eeuwig met, de andere eeuwig zonder God (vgl. Matt. 25:46).
Investeren in mensen is investeren in de eeuwigheid.
Het “Martha-syndroom”
Mensen in de gemeente zijn dikwijls erg druk door allerlei dingen die aanspraak maken op hun tijd: ons dagelijks brood, de afwas, de auto, de zondagsschool, de buren (op TV en naast de deur), enz.
Daar komen dan nog bij: mensen in nood.
Soms betrappen we ons op het Martha-syndroom: we worden in beslag genomen door vele op zich goede dingen en het echte belangrijke lopen we al te vaak voorbij.
De eerste prioriteit
De eerste prioriteit van ons leven is niet het werk en niet de mensen in nood, maar onze relatie met de Heer. Dat is het goede deel dat niet van ons kan worden weggenomen (Luc. 10:38-42).
Al de rest gaat ooit voorbij: deze dingen gaan niet verder dan het graf (2 Petr. 3:10-12). Ons huis, onze auto, onze spaarrekening, onze carrière, onze maatschappelijke positie: er komt een eind aan.
Wat stand zal houden en nooit zal vergaan is het Woord van God (Matt. 24:35; 1 Petr. 1:24). Daarin moet de prioriteit van de gelovige liggen. Het Woord is er niet voor de kennis of om opgeborgen te worden in een stoffig boekenrek. Het Woord is er om mensen te vernieuwen en te herstellen tot bruikbaarheid voor het Koninkrijk van God (2 Tim. 3:16)
Pastoraat is een kwestie van prioriteit. Pastoraat brengt het geïnspireerde Woord van God samen met de gebroken levens van mensen. Dat is een vaste en zekere investering met hoge rente.

Van individualisme naar onderlinge zorg
Waaraan denken wij als wij zeggen: “God is liefde?”. De meesten van ons denken dan aan … zichzelf. We leven in een ik-tijdperk. Onze geestelijke gebedswoordenschat staat vol van “ik”. Onze geestelijke liederen staan vol van “ik”.
Waar de Schrift op de eerste plaats de gemeente als geheel op het oog heeft en een ruime plaats geeft aan de groep van gelovigen, maken wij ruim plaats voor onze individuele geloofsbeleving.
Er zijn arbeiders nodig die niet zichzelf, maar de anderen weiden. Jezus was met ontferming over de schare bewogen. Bij Hem was geen koele professionele afstand, maar diepe betrokkenheid. De aard en de kern van Zijn werk lag in het herder zijn voor de schapen (Matt. 9:35-38).
Zo moet ook onze visie zijn: verloren schapen tot de Herder brengen en schapen verzorgen. Het is de taak van de gemeente om mensen te brengen bij de bron van alle innerlijke rust (Matt. 11:28-30).
Opvang van mensen in nood is in eerste instantie geen taak voor een consultatiecentrum, maar voor de gemeente (Ef. 4:11-13).
Opvang van mensen in nood is een taak voor:
– alle gemeenteleden (b.v.. Rom. 15:14; Kol. 3:16)
– voor de leiders (b.v.. Hand. 20:31; Kol. 1:28).
De herderlijke taak is enerzijds een taak voor allen, maar anderzijds een geestesgave van enkelen, net zoals evangelisatie een taak is voor allen, terwijl sommigen de specifieke gave van ‘evangelist’ ontvangen hebben.
Pastoraat vereist toerusting en bekwaming. God roept en zoekt mannen en vrouwen om met het Woord en het gebed, in de kracht van de Heilige Geest, voor anderen te zorgen door hen te begeleiden tot volwassenheid in Christus (vgl. 2 Kor. 3:18). Wij zijn inderdaad de hoeders van onze broeders.

De Grote Opdracht
De discipelen zagen Jezus bezig, hoorden de bergrede, kregen onderwijs over gebed, zagen hoe Hij macht had over ziekte, dood en demonen. Ze leerden zijn wijsheid en diepe ontferming kennen. Op een dag zegt Jezus: “Nu zijn jullie aan de beurt. Ga nu maar. Om niet hebt gij ontvangen, geef om niet.”
De eerste christenen vormden een indrukwekkende onderlinge gemeenschap (vgl. Hand. 4:32-34; 2:42). Hun hele omgang was er op gericht de warmte, geborgenheid en liefde van God in hun midden te laten zijn.
Is dat ook zo in onze gemeente?
– Vallen er mensen uit de boot?
– Wie is geïsoleerd?
– Is er onderlinge zorg?
Een belangrijk aspect van de grote opdracht is het maken van discipelen via onderwijs (leren onderhouden). De Bijbel biedt ons veel onderwijs aan betreffende ouder-kind relaties, hoe om te gaan met bezorgdheid, seksualiteit, enz. De Bijbel gaat uiteindelijk over het leren omgaan met God, de naaste en zichzelf.
Nergens wordt gesuggereerd dat deze grote opdracht overgelaten moet worden aan overbelaste voorgangers, speciaal getrainde hulpverleners of een paar toegewijde leken. Allen worden opgeroepen elkander lief te hebben, op te bouwen, te dienen, lasten te dragen en te bemoedigen.
Een gemeente wier leden geen pastorale ontferming voor de ander tonen, maar het wel van de anderen verwachten, ligt ten prooi aan innerlijke verdeeldheid en kritiek. De gelovigen moeten voor elkander zorgen met aandacht die leidt tot liefdevolle en medelevende daden.
Zich ontfermen over de schapen betekent:
– interesse tonen (actief op de ander gericht zijn)
– proberen te begrijpen (vgl. Spr. 18)
– respect tonen (bv. door te aanvaarden i.p.v. tegen te reageren)
– risico’s nemen (misschien wordt de hulp niet op prijs gesteld)
– bereid zijn zelf hulp te aanvaarden (geen professioneel éénrichtingsverkeer)
– bereid zijn betrokken te raken (zit een prijs aan vast)
Een paar mensen alleen kunnen dat niet.

Facetten van pastorale zorg
1. Vriendschapspastoraat.
2. “Koffiepastoraat”.
3. Ondersteunende zorg.
4. Confrontatie.
5. Opvoeding en onderwijs.
6. Geestelijk met elkaar omgaan.
7. Groepszorg.
8. Crisispastoraat.
9. Ontspanning.
10. Het algemeen functioneren van de gemeente: prediking, zondagsschool, huwelijksdienst, begrafenisdienst, doopdienst, bidstond, enz.
11. Intensieve aandacht.
12. Langdurig gestructureerd pastoraat
13. Professioneel pastoraat
14. Enz.
Bovenstaande pastorale momenten kunnen toevertrouwd worden aan drie groepen die verschillend zijn qua bekwaamheidsniveau, maar alle onmisbaar zijn voor een goed functionerende gemeente:
Niveau 1: de pastorale zorg die alle gelovigen elkander geven
Niveau 2: de pastorale zorg door hen met een pastorale gave in de gemeente (individuen die herders zijn, een pastorale werkgroep, enz.)
Niveau 3: professioneel pastoraat (bij voorkeur van binnen, maar eventueel van vanbuiten de gemeente).

Grenzen en gevarenzones van het pastoraat
God heeft een oplossing voor alle problemen, maar Hij gebruikt niet noodzakelijk mij of onze gemeente om dat te doen. Pastorale werkers moeten weten waar hun grenzen liggen en wanneer ze beter door­verwijzen.
Medische problemen
Als het vermoeden bestaat dat de problemen een lichamelijke oorzaak hebben, verwijs dan door naar een medicus (b.v. huisarts, gynaecoloog, uroloog, enz.). Het is raadzaam altijd het advies van een arts te vragen.
Competentie van de persoon of van de gemeente als groep
Iedereen dient het Evangelie te verkondigen, maar niet iedereen is een evangelist. Het lezen van de Bijbel maakt ons geen theoloog. Lid zijn van de gemeente maakt ons geen hulpverleners. Het is een kwestie van geestesgave en gave-ontwikkeling (studie en training).
Als er geen kennis is van de problematiek wordt er zware schade aangericht indien men geen advies vraagt en/of niet doorverwijst.
Draagkracht van de groep
Sommige gemeenten hebben een draagkracht waardoor ze heel moeilijke problemen toch goed kunnen opvangen en een geestelijk groei­klimaat scheppen waarin het probleem opgelost kan worden.
Soms is de draagkracht te klein en weegt het probleem zo op de gemeente dat deze er door ondermijnd wordt.
Of misschien is het probleem op zich wel hanteerbaar in de gemeente, maar zijn er gewoon te veel probleem­situaties die met elkaar de draagkracht van de gemeente aantasten of die de beschikbare tijd voor pastoraat overbelasten. Bij ondermijning van de draagkracht doet de gemeente er wijs aan geen initiatieven te nemen om het probleem op te lossen en de hulp van anderen te adviseren.
Sommige problemen zijn van die aard dat opvang in een centrum noodzakelijk is omdat de gemeente of een opvanggezin dit niet aankan (b.v.. drugsproblemen, hoog zelfmoord­risico), of omdat professionele hulp noodzakelijk is (b.v. bij patiënten met een psychiatrisch verleden, begeleiding van leermoeilijkheden, enz.).
Labyrint of stilstand
Als er na een paar gesprekken geen zicht is op wat het probleem is of in welke richting de aanpak moet gaan, verwijs dan door naar een ander. Hetzelfde geldt bij een langdurige stilstand.
Een labyrint of een stilstand kan veroorzaakt worden door gebrek aan competentie, onvoldoende draagkracht, onwil bij de confident, verkeerde aanpak door de hulpverlener, lichamelijke problemen die genegeerd werden (bv. hormonale problemen rondom de menopauze of een vervroegde menopauze worden al eens uit het oog verloren), enz.
Confidentie
Als blijkt dat de confident zijn vertrouwen niet wil geven aan een pastoraal werker, kan het nodig zijn om een ander in te schakelen. (angst, persoonlijkheden die niet ‘klikken’, beschaamd vertrouwen, haat, enz.).
Zo’n stap is mede afhankelijk van de reden waarom dit vertrouwen niet geschonken kan worden. Anderen van binnen of van buiten de gemeente inschakelen kan ook negatief werken bij mensen die wel praten, maar niet werken, of die keer op keer adviezen naast zich neerleggen.
Gemeentebelangen
Als er sprake is van hulpverlening buiten het verband van de plaatselijke gemeente, kan het zijn dat de problematiek verweven is met situaties in een andere gemeente. Het kan beter zijn door te verwijzen naar een pastoraal werker in deze gemeente. Het kan bijvoorbeeld ook zijn dat er bijzondere situaties optreden i.v.m. gemeentetucht, enz.
Opmerking : Bij gemeentetucht kan er soms verbod zijn op persoonlijk pastoraat (het pastorale van de tucht ligt hem juist in de isolatie als middel om iemand tot nadenken te brengen en zo inkeer en herstel tot stand te brengen).
De onmogelijkheid om pastoraal te helpen
Wanneer iemand niet geholpen wil worden heeft het geen zin om pastorale begeleiding af te dwingen. Eerst moet de drempel die in de weg ligt opgeruimd worden (pure onwil, angst, gevoel van onveiligheid, enz.).
Soms klikt het niet tussen twee persoonlijkheden, of vindt de confident een ander die hem beter ligt. Vaak is dit een goede zaak (indien het geen vlucht is, enz.). God gebruikt gelukkig ook anderen om Zijn doelen te bereiken. Het gaat er niet om wie door God gebruikt wordt, maar dat iemand een goede invloed kan uitoefenen (Als een ander dat beter kan bij een confident sta dat dan niet in de weg; als u als ouders ontdekt dat uw kinderen meer openheid vertonen tegenover de jeugdleider om een probleem te bespreken, juich dat dan toe en voel u niet gekwetst).
Soms is het nodig te besluiten om een vriendschapsrelatie als doelstelling te hebben en geen pastorale begeleiding op te zetten. Deze keuze moet goed overwogen worden. Is er voldoende tijd om vriendschap aan te gaan, zonder concrete verwachtingen dat de ander iets terug geeft of open zal komen voor een hulp­verleningsrelatie. Vriendschap moet onvoorwaardelijk zijn.
Ongepaste intimiteit
Zie: Dirk Lemmens & Jef De Vriese, Omzien naar elkaar, Basiszorg in de christelijke gemeente, CPC, 2007.

Het pastoraal beleid van de gemeente ontwikkelen
Het is de taak van de verantwoordelijken van de gemeente om een pastoraal beleid te voeren waarbij de algemene herderlijke zorg en het gestructureerd pastoraat aan bod komen.
Een goed functionerende gemeente zal de pastorale gaven van alle leden inzetten (verscheidenheid aan gaven ontdekken, stimuleren, trainen en taken toevertrouwen; ook vrouwen met pastorale bekwaamheden zijn nodig!) en uitzien naar mogelijke professionele ondersteuning binnen of buiten de gemeente (b.v. adressen en documentatie bijhouden van specialisten, betrouwbare opvangcentra, enz.)

Het ontwikkelingsstadium van de gemeente
Evangelisatieposten zullen meer accent moeten leggen op evangelisatie en het bereiken van mensen die de gemeente mee kunnen ondersteunen. Ze moeten minder intensief investeren in problemen. Indien dit toch gebeurt wordt de gemeente een apart groepje met een subcultuur van “psychische gevallen” en psychiatrische patiënten. Pas wanneer de gemeente enige groei doormaakt kan er meer draagkracht zijn om problemen op te vangen. Dit is ook een kwestie van strategisch tijdsgebruik. Het kan een goede strategie zijn om aanvankelijk uitsluitend te werken met mensen die echt vooruit willen en een gemotiveerde kerngroep uit te bouwen, en pas in een volgende groeifase van de gemeente te kiezen voor een langduriger en tijdsintensief begeleiden van probleemgevallen (waarbij misschien zelfs niet eens crisispastoraat mogelijk is, maar men zich ‘beperkt’ tot het aanbieden van een vriendschaps­relatie in de hoop dat de ander daardoor iets van Christus gaat zien).

De pastorale werkgroep
Wie in de gemeente een pastorale werkgroep wil opzetten kan in een eerste fase alle geïnteresseerden in pastoraat bij elkaar brengen voor een inleidende cursus (b.v. de materialen van de CPC correspondentiecursus Herstellen tot Bruikbaarheid in gemeenteverband met elkaar doorwerken). Waarschijnlijk zal de meerderheid van de deelnemers aan zo’n cursus meer zélf gediend zijn en groeien door hun deelname, dan dat ze de materialen intensief zullen gebruiken om anderen te helpen.
Wanneer blijkt dat iemand in zo’n cursus bekwaamheid toont, kan hij gevraagd worden deel uit te maken van een pastoraal team dat op een gestructureerde wijze aandacht besteedt aan persoonlijke begeleiding. (b.v. Na voltooiing van de cursus kunnen zij met regelmaat blijven samenkomen).
Leden van het pastoraal team moeten op de eerste plaats liefde hebben voor het Woord en bekend staan als geestelijke voorbeelden die in staat zijn om anderen te bemoedigen. Kennis en ervaring kunnen groeien met de tijd.
In de uitvoering van hun pastorale gave dienen zij zich in te schakelen in het beleid dat de verantwoordelijken van de gemeente voeren. Hun loyaliteit tegenover de leiding moet vast staan (b.v. m.b.t. hoe wordt omgegaan met theologische meningsverschillen; erkenning van de verant­woordelijken; doorverwijzen naar buiten de gemeente via overleg, enz.), zodat er geen “ondergronds circuit” ontstaat, een groep binnen de gemeente die zijn eigen gang gaat, los van de zorg voor en de betrokkenheid voor het geheel. Hun doelstelling moet zijn om mensen te herstellen tot bruikbaarheid in hun persoonlijk leven én in het gemeenteleven (bv. geen privé-gebedsgroepje opzetten omdat men vindt dat de gemeente te weinig bidt, maar zelf nooit naar de gemeentebidstond komen). Problemen worden voorkomen door één van de oudsten als leider en coördinator van de pastorale werkgroep aan te stellen.
Leden van het pastoraal team moeten bereid zijn zich te laten superviseren. Dit betekent niet dat ze alles wat ze horen moeten doorbrieven naar de verantwoordelijken (dat moet via overleg met de confident en nooit zonder zijn medeweten; vertrouwe­lijkheid en respect voor het privé-leven van het individu is een vereiste), maar dat ze advies moeten vragen wanneer ze vast lopen en hun eigen functioneren met de leiding bespreken (supervisie besteedt aandacht aan de problemen die de hulpverlener heeft, niet in de eerste plaats aan de problemen die de confident heeft). Bij ernstige problemen is het altijd nodig met twee of meer betrokken te zijn en de verantwoordelijken op de hoogte te brengen (echtscheiding, demonie, enz.). Indien de problemen schade toe brengen aan de groep kan het ook nodig zijn om de leiding te informeren.
De doelstellingen van het pastoraat in de gemeente kunnen jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd worden, afhankelijk van wat de gemeente op dat moment nodig heeft.

Gevaar van overbenadrukking van pastorale begeleiding
Een kwestie van evenwicht
Crisispastoraat en persoonlijke begeleiding moeten in de juiste verhouding staan tot het algemene pastoraat in de gemeente via onderwijs, diverse soorten samenkomsten, preventie, enz.
Te veel of te weinig
Overdreven beslaglegging op het privé-leven van de gelovigen kan geestelijk misbruik als gevolg hebben. Aan de andere kant moet de pastoraal werker vaak zijn eigen schroom overwinnen om tot de kern van het probleem te komen.
Wij zijn niet tegen duidelijk leiderschap, het opnemen van de eindverantwoordelijkheid, het confronteren van zonde, enz. We willen waarschuwen voor oneigenlijk gebruik van gezag en macht in de pastorale relatie. 1

Pastoraat ontwikkelt zich
Aanvankelijk zijn mensen in nood zeer afhankelijk en vragen ze veel aandacht en leiding. Het kan nodig zijn om hen in het begin duidelijk te leiden. Als dat blijft duren is er wat aan de hand. Kleine kinderen laat u niet beslissen welke kleding ze zullen aantrekken, maar als die kinderen 20 jaar geworden zijn en nog steeds verwachten dat de ouders beslissen wat ze zullen aantrekken dan is er iets fout gegaan in de opvoeding.
Het is de bedoeling dat de confident zelfstandig afhankelijk wordt van God.

Gods wil leren kennen
Zelfstandige afhankelijkheid van God kan bereikt worden door goed onderwijs in het doorgeven van de bijbelse principes en zo weinig mogelijk concrete conclusies te trekken voor het leven van de confident.
Bewaar het onderscheid tussen de bijbelse principes en uw adviezen! De Schrift geeft een kader aan waarbinnen de gelovige mag functioneren. Gods wil is geen punt waarop we moeten gaan staan, maar een kader waarbinnen we ons mogen bewegen. Wat hij binnen dat kader doet moet de gelovige zelf beslissen (welke klasse wagen hij zich zal aanschaffen, hoeveel kinderen er gewenst worden, waar men zal wonen, enz.). Gods leiding in de concrete invulling van deze dingen is vooral individueel. Een buitenstaander kan advies geven (bv. pas op voor wereldse rijkdom) maar moet niet concreet ingrijpen in het leven van de confident (bv. beslissen dat het niet goed is om een extra job aan te nemen om meer geld te verdienen)., al kan het soms relevant zijn om op eventuele gevaren en consequenties te wijzen.
Pastorale werkers zijn geen middelaars tussen God en mensen! Gelovigen moeten zelfstandig leren beslissen, en ook zelfstandig de gevolgen van hun beslissingen dragen.
De gemeenteleiding moet ingrijpen en besluiten nemen aangaande het gemeentebelang en het functioneren van de gemeente als gemeenschap, niet aangaande de privé-aangelegenheden (gevaar van sektarisch beslag leggen op de gelovigen).

Afstand bewaren
Een manier om gezonde afstand te bewaren is het duidelijk structureren van een begeleiding. Alhoewel de pastor dag en nacht beschikbaar moet zijn, moet hij zich niet dag en nacht in beslag laten nemen. Zelfstandigheid wordt geleerd wanneer er op gepaste tijden intense en liefdevolle aandacht is en er op andere momenten geen aandacht mogelijk is, maar de confident moet leren op eigen benen te staan. De gemeente moet geen zwakkelingen kweken die bij het minste geringste op de stoep staan. Dit is niet realistisch en ook niet Gods bedoeling.
Alhoewel wij elkanders moeilijkheden moeten verdragen, zal ieder toch zijn eigen last moeten (leren) dragen (Gal. 5:1-6).
De gemeente moet niet als een moederhen op haar kuikens gaan zitten. Er moet volwassenheid aan de gelovigen gegund worden. Dat houdt soms in dat men risico’s toelaat. De pastor kan niet alles voorzien, noch in de hand houden. Mensen leren (helaas) ook door vallen en opstaan. Dat mag. Daar wordt men sterk van, als men maar met de neus in de juiste richting valt.
Overdreven zorg bewerkt emotionele afhankelijkheid van de confident t.a.v. de hulpverlener die als een soort goeroe over het leven van de confident gaat heersen.
Afstand bewaren kan ook door grenzen te stellen aan de inhoud van de pastorale gesprekken. Gelovigen moeten hun hele privé-leven niet aan de pastor bloot leggen. Details zijn niet altijd nuttig of nodig. Informatie is pas nuttig wanneer ze noodzakelijk is om tot een oplossing van het probleem te komen (b.v. Als iemand vertelt dat zij probeert om haar echtgenoot lief te hebben door aandacht te schenken aan zijn seksuele verlangens, hoeft u niet in detail te weten wat er in het echtelijke bed gebeurt; dit soort intieme informatie legt banden tussen de confident en de hulpverlener – misschien niet altijd voor het gevoel van de hulpverlener, maar zeker in de beleving van de confident.)
Overdreven controle en besturing van het sociale leven van de gelovigen bewerkt een subcultuur die voor buitenstaanders benauwend is en belemmert de persoonlijke groei van de gelovigen. Zorg er ook voor dat de gemeente een open deur heeft naar de omgeving, zodat ongelovigen kunnen zien hoe gelovigen leven in hun gezin, schoolbestuur, wijk, sportclub, enz.

Zo veel mogelijk delegeren
Het zou jammer zijn dat iemand als leider pover zou zijn in zijn functioneren. Het is juist omdat iemand goed functioneert dat hij een leider wordt. Een leider die de anderen laat groeien moet dan ook toestaan dat zij fouten maken en doorheen de risico’s juist een kans krijgen om te groeien. Anders is niet per se slechter.

Stel uzelf regelmatig in vraag
Gezagsuitoefening moet zichzelf in vraag laten stellen. Indien ze dat niet doet is ze dodelijk sektarisch. “Ik ben het gezag en ben door God aangesteld en daarom heb ik gelijk en moet jij doen wat ik zeg” is een houding die de kleine pausen kenmerkt. Vragen stellen wordt door hen meteen gelijkgeschakeld met rebellie.
Wie gezag uitoefent moet beseffen dat geestelijk gezag niet met geweld afgedwongen kan worden, maar wordt gegeven aan wie inderdaad met geestelijk gezag spreken (Het gezag van Jezus was anders dan dat van de schriftgeleerden Matt. 7:28-29).
Onderzoek regelmatig de motivatie waarmee u aan hulpverlening doet. (Bestudeer bijvoorbeeld de motivatie en houding waarmee u hulp verleent aan de hand van 1 Tess. 2:1-12, 1 Tess. 5:14, Rom. 14:1, Rom. 15:7, 2 Kor. 1:3-4, Hebr. 4:15, Gal. 6:1-4)
Mogelijke gevolgen van een ongezonde nadruk op pastoraat en het gezag van de pastor
Grote kwetsbaarheid doordat de pastor te veel privé-informatie van de gelovige gebruikt of misbruikt. of: de bidstond als ronddelstonde. Ongezonde sociale grenzen.
– Wat de hulpverlener zegt weegt zo zwaar door dat de confident nog moeilijk tot een eigen oordeel komt, of dat anderen hun legitieme invloed verliezen (b.v. de partner van de confident wordt buiten spel gezet).
– De persoon zelf wordt als probleem omschreven (oordelen van elkander), i.p.v. dat gedrag, gedachten en emoties worden getoetst.
– Verkeerd en eenzijdig bijbelgebruik. Weinig of eenzijdige bijbelkennis (De Bijbel uitsluitend gebruiken om zich beter te kunnen voelen. Onderwijs eenzijdig accent op herstel van problemen).
– Gevaar dat men niet nagaat “of deze dingen wel zo waren” (Hand. 17:11). Eigen bijbelonderzoek wordt verwaarloosd door blinde navolging van de pastor.
– Verzwakking van de persoon, ondermijning van geestelijke groei.
– Afhankelijkheid en aangeleerde hulpeloosheid.
– Misplaatste loyaliteit.
– Schuldgevoelens t.o.v. de sociale druk van de gemeente en de verwachtingen van de pastor.
– Gevoel van onveiligheid (iedereen weet alles, of iemand weet alles).
– Wie een ander geestelijk misbruikt zit zelf ook vaak in een val (zijn zelfbeeld en bediening hangt vast aan de afhankelijkheid die mensen tonen t.o.v. hem; hij zal dit echter nooit toegeven omdat hij er van overtuigd is dat wat hij doet mensen afhankelijk maakt van God).
– Ook de confident wordt afhankelijk van mensen i.p.v. van God (Gal. 5:1, 1 Kor. 7:23; vrij in Christus).
– Wetticisme en opleggen van lasten (Matt. 23), i.p.v. geestelijke vrijheid en genade om te groeien.
– Focus op geestelijke performantie als voldoen aan de standaard i.p.v. de kwaliteit van de relatie met God.
Verwrongen beeld van God (rigide, autoritair, alles duldend, enz., afhankelijk van het beeld dat men van de geestelijke leider heeft).
– Onrust, onvrede. Daarentegen: Jezus leidt aan rustige wateren. Hij jaagt niet op!
– De ander wordt gebruikt als middel om eigen geestelijk imago mee te bouwen (“vruchten van de bediening”), netjes verpakt in geestelijke woorden als “vrucht dragen” en “heilig leven”.
– Er ontstaat bij de confident een ongezonde reactie t.o.v. gezag, ook als het goed wordt uitgeoefend.
Niet meer zelfstandig kunnen functioneren in het gewone dagelijks leven (voor alles en nog wat is advies en hulp nodig) en in de maatschappij (overgeestelijk praten en niet meer in staat zijn aan zogenaamde on­geestelijke activiteiten -zoals ontspanning, praten over het weer, enz.- deel te nemen).
Gebrek aan verscheidenheid in pastorale aanpak. Neiging om eenzijdig altijd terecht te wijzen (b.v. voorbijziend aan de genade, altijd op willen beuren) (b.v. voorbijziend aan het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid of altijd voor de zwakke op te komen) (b.v. ten koste van de waarheid). Paulus kon, bijvoorbeeld, vader én moeder zijn (1 Tess. 2:7, 11).
– Het priesterschap van alle gelovigen wordt ondergeschikt gemaakt aan het middelaarschap van de pastor die de indruk wekt dichter bij God te staan, sneller antwoord te zullen krijgen op gebed, enz.
Conflicten toedekken omwille van de sfeer en de harmonie, zodat de waarheid schade wordt toegebracht.
– Persoonlijk welbevinden en individuele godservaring wordt belangrijker en staat in de zondagsdiensten, de bijbelstudies en de bidstonden meer centraal dan de verkondiging van het Woord en een heilige levenswandel. Gebrekkige ontwikkeling van die aspecten van de herderlijke taak die niet onmiddellijk met gestructureerd pastoraat te maken hebben.
– De gemeente wordt hoofdzakelijk een zelfhulpgroep voor persoonlijke problemen.
– Mensen leren niet meer leven met de gevolgen van hun beslissingen en daden. Pijn en lijden door eigen handelen krijgen geen kans meer als tuchtmeester doordat de gevolgen van het verleden te veel door de gemeente gedragen worden. (b.v. Iemand die financieel in de knoei geraakt is door wanbeheer van zijn geld kan er op lange termijn baat bij hebben zelf voor de zaak op te draaien.)

Bronnen:
Met dank aan Dirk Lemmens, Walter Barrett en Henk van de Bovenkamp.
1. JOHNSON D. & VAN VONDE­REN J., The subtle power of spiritual abuse. Recognizing and escaping spiritual manipulation and false spiritual authority within the church. Bethany House Publishers: Minneapolis, 1991.