Aanvaarden, meevoelen en in de waarheid wandelen

Jef De Vriese & Lucie Doeswijk

Naar aanleiding van het artikel over de client centered therapie (J. De Vriese, Theorie en Praktijk van de Client Centered Therapie, Tijdschrift voor Theologie en Pastorale Counseling , 1992, nr. 13, p. 28-32, 41) volgt nu op basis van het louteringsmodel van het Centrum voor Pastorale Counseling (W. Barrett en J. De Vriese, Helpen met de Bijbel , Gideon, 1986) een Bijbelse invulling van de basishoudingen die de humanistische psychotherapie voorstelt.
De drie behandelde houdingen zijn: onvoorwaardelijke positieve gezindheid, empathie en echtheid.

Onvoorwaardelijke positieve gezindheid: aanvaarding
Humanistische invulling van dit begrip, samengevat door kernwoorden uit het artikel in het vorige nummer van het tijdschrift: niet verwerpen, respecteren van de cliënt ook als deze niet voldoet aan de eigen normen van de therapeut, geen oordeel uitspreken, vertrouwen in de positieve mogelijkheden van de cliënt, niet willen bezitten, begrijpen, scheppen van een zekerheidsgevoelen en veiligheid.
Aanvaarding is in de Bijbel een belangrijk thema. God aanvaardt wie tot Hem komt. Voor Hem hoeft men niet eerst iemand te zijn of alles netjes op te poetsen vooraleer men van Zijn genegenheid kan genieten. “God echter bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus toen wij nog zondaren waren voor ons gestorven is.” (Rom. 5:8). Zijn liefde is onvoorwaardelijk, zelfs voor mensen die ver van Hem weg zijn. Alhoewel er in de ongelovige niets is dat naar God uitgaat en dat voor Hem stand kan houden en er zelfs sprake is van vijandigheid, geeft Jezus zijn leven. God neemt een onvoorwaardelijk initiatief.
Talloze voorbeelden in de Bijbel illustreren deze basishouding in het leven van Jezus. Zijn aandacht en zorg gaan uit naar mensen die door anderen verworpen worden of die op zijn minst een bedenkelijke status hebben: Zacheüs de tollenaar, Maria Magdalena de hoer, de Samaritaanse vrouw die verscheidene keren gehuwd was geweest en samen woonde, de blinde waarvan iedereen dacht dat hij gezondigd had, enz.
Het zou voor Jezus niet moeilijk geweest zijn om het vingertje in de lucht te steken en deze mensen met een bijbeltekst op hun plaats te zetten. Dat doet hij echter niet. Hij ziet hun nood. Hij kijkt dwars door de uiterlijkheden heen een stelt vragen die het hart van deze mensen op zodanige wijze raken dat zij open komen voor wat Hij te zeggen heeft.
Al te vaak zien wij in onze kringen mensen gebombardeerd worden met veroordeling wanneer ze niet voldoen aan de gestelde normen. Al te vaak zien wij mensen maskers dragen: uiterlijk lief en vriendelijk, maar van binnen een hel. Elke poging die zij ooit ondernomen hebben om hun probleem te uiten is veroordeeld als ongeestelijk en ongepast voor een gelovige. Misschien is dat wel zo, maar ze kregen geen kans om hun nood te tonen zoals deze werkelijk was, omdat er geen aanvaarding was.
God aanvaardt ons in Christus. Meer nog: wij zijn verzegeld met de Heilige Geest (2 Kor. 1:22, 5:5; Ef. 1:14). Gods keurmerk staat op ons leven, vanaf het begin van onze relatie met Hem. Hij loopt een risico dat geen enkele artiest zou lopen: zijn handtekening zetten onder een kunstwerk vooraleer er aan gewerkt is (vgl. Kol. 1: 21). Dat doet God. Hij gaat uit van het potentieel dat iedere gelovige bruikbaar is en omgevormd kan worden, ongeacht de diepgang van de problemen die zich nog voordoen. Hij schenkt vertrouwen en zet Zijn Naam op het spel voor de omstanders en de overheden en machten in de hemelse gewesten (Ef. 3:10; Kol. 2:13-15). Zijn aanvaarding is er vanaf het begin.
Kijk eens naar de psalmen. Welke gevoelens en gedachten worden hier niet door de psalmisten ten opzichte van God getoond. Zij steken hun angst, depressie, ontgoocheling en haat niet onder stoelen of banken. Zij komen er voor uit, in plaats van alles onder het tapijt te vegen. Dat mag bij God. Hij luistert naar wat er in de mens leeft. Voor Hem hoeft men niet te vluchten. Er is een klimaat waarin de mens zich kan uitspreken. Dit bewerkt veiligheid én de openheid om te luisteren naar wat God te zeggen heeft! Aanvaarding maakt dat er positieve betrokkenheid komt, zodat het probleem aangepakt kan worden.
Er wordt wel eens gezegd: “God haat de zonde, maar hij heeft de zondaar lief”. In zekere zin klopt dat wel. God bewijst zijn liefde ten opzichte van de zondaren, alhoewel de zonde een gruwel voor Hem is. Toch ligt het oordeel aan de voet van de zondaar. De zondaar die het offer van Jezus niet aanneemt is reeds veroordeeld (Joh. 3:18,36). Zijn aanvaarding uit zich in het zich onvoorwaardelijk geven als schuldoffer en de kans voor de mens om te komen zoals hij is. En als de mens komt, is Jezus vol begrip, maar vergt dat nadien wel een verandering. God stelt normen en verwachtingen. Zijn geboden liggen echter niet als een zweepslag op het leven van de gelovige (Micha 6:8; 1 Joh 5:3), maar zijn hulpmiddelen en richtsnoeren die de mens de kans geven om Zijn liefde te beantwoorden.
Bij God is er dus aanvaarding die geduldig uitziet naar verandering. De verandering die God verlangt is, in tegenstelling tot vele menselijke verwachtingen, geen keurslijf voor de gelovige. Veranderen naar Gods wil brengt juist vrijheid. Het is verandering die de persoon zichzelf doet vinden omdat hij daardoor in overeenstemming komt met het doel van zijn leven. Indien God geen verandering zou verwachten zou dat juist een teken zijn van ongeïnteresseerdheid en de weigering om aan de mens het goede te onthouden. Aanvaarding en verandering gaan bij God hand in hand. Is er een vader die zijn kinderen niet tuchtigt? Wie Hij liefheeft tuchtigt de Here (Hebr. 12:6,7). Het verwachten van verandering is een bewijs van Zijn liefdevolle bewogenheid.
In christelijke hulpverlening is het belangrijk om de gesprekspartner te aanvaarden. Hij moet dat ervaren. Tijdens het gesprek is het vooral van belang dat geluisterd wordt naar wat hij zegt, zonder dat dat onmiddellijk wordt weerlegd. Begrijpend luisteren is essentieel. Eerst moet de betrokkenheid bevorderd worden door een sfeer van begrip en warmte, zonder irritatie of onverschilligheid. Er moet respect getoond worden voor de gevoelens, gedachten en handelingen die in iemands leven tot stand zijn gekomen, zelfs al zijn deze dingen niet in overeenstemming met de Schrift. Dit is vooral moeilijk wanneer waarden en normen van de gesprekspartner tegengesteld zijn aan die van de hulpverlener. De hulpverlener die hier echter niet in slaagt zal in een volgende fase er niet in slagen om openheid te vinden bij de confident en zal ook niet in staat zijn om liefdevol de richting aan te wijzen waarin gelopen kan worden om Gods doelen te bereiken: de oude mens afleggen en de nieuwe mens aandoen.
Rom. 15:7 : “Aanvaardt elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid Gods.” Dit betekent niet dat u het met alles eens moet zijn of dat u dezelfde waarde moet hechten aan dingen waaraan de confident waarde hecht. Het is veeleer de instelling dat wat leeft in de ander is zoals het is, een eigen geschiedenis heeft en op de eerste plaats met zorg en bewogenheid benaderd moet worden. Het oordeel over de ander zal God wel uitspreken als Hij dit nodig acht. Onze eerste taak is om bij te staan, aan te moedigen en liefdevol te corrigeren.
We moeten oppassen dat we onze eigen adviezen niet gelijk stellen aan de bijbelse principes. In het Centrum voor Pastorale Counseling proberen wij zo weinig mogelijk concrete adviezen te geven, tenzij het vanuit de Bijbel overduidelijk is wat er moet gebeuren. Het is beter om de confident wegwijs te maken in die bijbelgedeelten die met zijn problematiek te maken hebben en hem zelf de conclusies te laten trekken, dan alles netjes voor te kauwen, waardoor de confident niet tot zelfstandigheid komt en waardoor onze eigen toepassingen van de Schrift gelijkgesteld worden met het Woord van God zelf. Aanvaarding betekent dus ook openheid om de toepassingen die de ander maakt naar aanleiding van de Schrift te respecteren en niet de eigen christelijke (sub)cultuur op te dringen die heerst binnen onze eigen denominatie, ons gezin, onze sociale groep, onze nationaliteit, enz.

Empathie: meevoelen
Humanistische invulling van dit begrip, samengevat door kernwoorden uit het artikel in het vorige nummer van het tijdschrift: invoelvermogen, binnenkomen in de unieke wereld van de cliënt.
Jezus voelt niet alleen in, hij voelt mee… Zijn meeleven is niet op afstand, alsof het een professionele houding is. Hij is onmiddellijk en persoonlijk betrokken zodat het zijn eigen leven raakt. Wij hebben geen hogepriester die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar één die op gelijke wijze als wij verzocht is geworden, doch zonder te zondigen (Hebr. 4:15). Hij weende met de wenenden en was blij met de blijden (vgl. Rom. 12:15). Hij weende met Maria over Lazarus (Joh. 11:35). Toen hij de schare zag raakte hun nood hem in zijn ziel (Matt. 9:36). Hij voelde niet alleen in, hij voelde mee…
Intens meevoelen met de confident kan voor de hulpverlener emotioneel echter zeer belastend zijn. Er zijn grenzen aan het meevoelen. Het vermogen van de hulpverlener om te begrijpen wat er in de ander omgaat is beperkt (vgl. Spr. 14:10). Ook is de draagkracht van de hulpverlener begrensd. Indien hij na een gesprek de deur niet achter zich kan dicht doen en met een gerust hart gaan slapen, heeft hij wellicht de grens van zijn vermogen om de last van de ander mee te dragen overschreden. Ieder heeft hier zijn eigen grenzen.
Meevoelen communiceert naar de confident liefde en bewogenheid, waardoor deze gesterkt wordt. Het motiveert hem om verder zijn gevoelens en gedachten te uiten, er wegwijs in te geraken en ze te evalueren. Als de hulpverlener zijn meeleven toont (door te vertellen wat hij meende waar te nemen bij de confident, door met eigen woorden te herhalen of te verduidelijken wat de confident gezegd heeft, door een traan, door een glimlach, door een schouderklopje, enz.). voelt de confident zich begrepen en wordt er een basis van vertrouwen gelegd waardoor verder gewerkt kan worden. Het uiten en begrijpen van de gevoelens en de gedachten is immers slechts een eerste stap in het bevorderen van de betrokkenheid en in de probleemanalyse.
In dit opzicht is het interessant om de psalmen opnieuw als voorbeeld te nemen. De schrijvers beginnen meestal met een openlijke beschrijving van hun vaak turbulente gevoelens en gedachten. Vervolgens komt er een moment van bezinning. Ze staan stil bij wie God is en wat Hij doet. Dit bewerkt een verandering in hun gedachteleven, waardoor naar het einde van de psalm toe ook hun gevoelens omschakelen van menselijke verwarring naar Goddelijke rust en vrede. Het uiten van de gevoelens is dus in de Schrift nooit een doel op zich, maar een eerste stap om het probleem onder ogen te zien en aan te pakken.
Bedenk dat het menselijk hart een onuitputtelijke bron is van allerlei negatieve gedachten en gevoelens (Jer. 17:19; Matt. 15:17). De Bijbel waarschuwt tegen een leven dat door emoties geleid wordt in plaats dat het door het denken gelijkvormig wordt aan Gods wil (Rom. 12:2). Het uiten van emoties is nuttig en nodig, maar kan in bijbelse zin nooit de eindfase zijn. Na de erkenning ervan begint het pas. Zich alleen inleven in de emoties werkt wel belonend (“Als ik er over kan spreken voel ik mij beter”), maar stimuleert om nog meer te gaan praten en kweekt confidenten die van de ene persoon naar de andere gaan om aandacht voor hun emoties te vragen, zonder ooit aan een concreet werkplan voor hun gedachten en handelen toe te komen.

Echtheid: waarachtigheid; in de waarheid wandelen
Humanistische invulling van dit begrip, samengevat door kernwoorden uit het artikel in het vorige nummer van het tijdschrift: zich van buiten tonen zoals men zich van binnen voelt, doorzichtig zijn, overeenkomst tussen het innerlijke en het uiterlijke.
Over Jezus staat er in Matt. 22:16: “Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert en dat Gij U aan niemand stoort, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen.” Zijn daden stemmen overeen met zijn woorden en met wat Hij denkt. Hij doet zich niet anders voor dan hoe Hij is. Hij laat zijn leven niet besturen door menselijk opzicht en datgene wat anderen opleggen. Hij handelt niet om bij de mensen in het oog te lopen, zoals de farizeeërs dat deden (Matt. 22:5, 15-22). God is waarachtig, mensen leugenachtig (Rom. 3:4). Zo is de waarachtigheid van Jezus niet alleen de integriteit van zijn eigen persoon (zijn uiterlijk in overeenstemming met zijn innerlijk), maar ook de integriteit van zijn leven met God (overeenstemming van zijn leven met het karakter van God). Christelijke waarachtigheid kan onmogelijk zonder dat die waarachtigheid ontleend is aan het karakter van God. Jezus is waarachtig omdat Hij uitspreekt en doet wat Hij van God gehoord heeft. Mensen zijn waarlijk integer en echt als zijn net als Jezus in de waarheid van God leven, in de waarheid wandelen (vgl 2 Joh. 4; 3 Joh. 3).
Waarachtigheid komt in het gedrang als andere mensen ons leven bepalen en wij ons leven laten sturen door erkenning, waardering en aanzien vanwege anderen. Alhoewel deze dingen nagestreefd worden om bevrediging van de eigen persoon tot stand te brengen, ontstaat er daardoor in de persoonlijkheid juist een gebrek. Erkenning van anderen kan ons niet volkomen bevredigen. De ik-gerichtheid die hiermee gepaard gaat staat juist de vervulling van de persoon door Gods liefde in de weg. Wie zijn leven bouwt op mensen, zal uiteindelijk teleurgesteld uitkomen (vgl. Jer. 17:5-10).
Waarachtigheid wordt ook onmogelijk wanneer materiële zaken, ambitie, loopbaan of positie het leven bepalen. Wat baat het een mens de gehele wereld te winnen maar schade aan zijn ziel te lijden? Wat zou een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven (Mt. 16:26). Al bezat iemand alles wat er te bezitten is, al had hij die positie waarvan hij droomt, maar zijn persoonlijkheid lijdt daardoor schade, wat heeft hij dan gewonnen?
Uiteindelijk is waarachtigheid onmogelijk indien iemands leven geleid wordt door Gods vijand. De vader van de leugen, bewerkt in de mens die niet bij God hoort leugen en gebrek aan waarachtigheid. Los van God krijgen wij het karakter van Gods vijand en dragen wij de gevolgen daarvan in onze persoonlijkheid. Alleen God kan onze persoonlijkheid ten volle vervullen en tot ontplooiing laten komen. Oorspronkelijk en integer leven kan alleen als wij leven in overeenstemming met het oorspronkelijke doel waartoe God ons geschapen heeft. Juist in die mate dat wij gehoorzaamheid leren aan God en Christus in ons gestalte kan krijgen, wordt de integriteit van God ons deel.
Het is opmerkelijk dat in de sociale wetenschappen de oprechtheid of eerlijkheid zo’n belangrijke plaats inneemt in de gespreksvoering. Die integriteit wordt echter gemeten aan de standaard van de eigen humanistische waarden. Vandaar dat de humanistische echtheid, die het individu als norm neemt, ook de onvoorwaardelijke positieve gezindheid invult zonder bepaalde verwachtingen van verandering overeenkomstig normen en waarden die van buiten het individu zouden komen. De humanistische echtheid vereist dat er geen verwachtingen opgelegd worden en kan niet anders dan de verwachtingen die God heeft en waarmee Hij de mens wil sturen, veroordelen en als onechtheid bestempelen.
Vanuit het bijbelse begrip waarachtigheid komt er door Gods Woord en Gods Geest een overeenstemming in de persoonlijkheid van de mens. Zijn denken en daardoor zijn wil, zijn handelen en zijn gevoel worden door een extern referentiekader bepaald. Deze mens kiest voor de wil van God. Hij kiest voor het denken van God en hij kiest voor de verlangens van God (vgl. Rom. 12:1-2). Omdat God waarachtig is wordt de mens waarachtig. Hierdoor wordt de mens congruent, een geheel. Hij wordt door zijn relatie met God oprecht en treedt als zodanig naar buiten. De waarheid is niet alleen het kenmerk van zijn woorden, zijn handelen en zijn persoonlijkheid, maar eveneens een geestelijke levenshouding, een verbondenheid en overeenstemming met God.
Bij de humane echtheid is de mens zichzelf tot norm. Hij leert gestalte geven aan de eigen innerlijke richtlijnen en brengt zijn innerlijk in overeenstemming met zijn uiterlijk. Bijbelse echtheid neemt God als uitgangspunt en geeft gestalte aan Zijn karakter. Christus openbaart zich in het denken, voelen, spreken en handelen van de mens. Waar het humanisme vrijheid interpreteert als de mogelijkheid om te leven zonder overheersing van iets buiten de eigen persoonlijkheid, ligt de bijbelse vrijheid juist in het leven in overeenstemming met Gods Waarheid, die vrij maakt: vrij om God te dienen en om te ontwikkelen overeenkomstig het doel waarvoor God de mens geschapen heeft. Bijbelse waarachtigheid is dus verbonden met het vrijgemaakt worden om te veranderen overeenkomstig Gods verlangens (in plaats van gebondenheid aan zonde).
Waarachtigheid kan alleen groeien vanuit de onvoorwaardelijke aanvaarding van de mens door God die eveneens deze verandering omsluit. Aanvaarding, meevoelen en waarachtigheid zijn duidelijk aan elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. De invulling van en de interactie tussen deze drie vanuit een humanistisch kader is verschillend van de invulling en de interactie vanuit een bijbels kader.