Huwelijkscounseling – Een voorbeeld uit de praktijk
Jef De Vriese
Veel goedbedoeld pastoraat blijft oppervlakkig. Hier een voorbeeld van een probleemaanpak die iets van de noodzaak aan diepgang laat zien.
Jan en Marieke komen met een conflict in hun relatie. Zij heeft moeilijkheden om hem te vertrouwen. De aanleiding was een toevallig gesprek over buitenechtelijke relaties. Zij vroeg hem of hij ooit met een ander naar bed geweest was. Zijn antwoord was “Wat denk je?”. Dat was het einde van het gesprek.
De dagen nadien bleef zij met dit antwoord rondlopen. Hij had noch ja noch neen gezegd. Had hij de vraag ontweken? Was er dan toch iets gebeurd? Zij voelde zich onzeker. Als hij te laat thuis kwam wilde ze precies weten waar hij geweest was, wat de reden was van het oponthoud. Ze hield hem scherp in de gaten.
De situatie leidde tot een conflict waarin zij haar zorg uitte en hij fel ontdaan was dat zij hem op deze wijze wantrouwde. Zij eiste recht op antwoord. Hij voelde zich tekort gedaan. Dat ze dat ooit van hem kon denken….
Een gesprek met een broeder in de gemeente leidde tot de conclusie dat zij haar zonde van wantrouwen moest belijden en de eenheid in het huwelijk herstellen. Hij was een hardwerkende echtgenoot die voor haar door het vuur zou gaan. Haar reactie op de omstandigheden was duidelijk verkeerd. Er was geen enkele objectieve grond om hem te wantrouwen. Zijn “Wat denk je?” was een spontane en argeloze reactie die voor hem als vanzelfsprekend het antwoord “Natuurlijk niet” in zich droeg.
De zonde werd beleden. Maar Marieke geraakte niet van haar wantrouwen af. Hij vond dat het hoog tijd werd dat ze het oude achter zich liet en in Christus rust zou vinden. Zij moest maar groeien naar het beeld van Christus…
Daarin had hij gelijk. Alleen, de manier waarop dat volgens hem moest gebeuren had geen echt effect. De zonde van wantrouwen werd beleden, maar er veranderde niets. Het leek alsof er iets geblokkeerd zat. Zondebelijdenis en de vaste wil om hem te vertrouwen (niet meer vragen waar hij geweest was; negatieve gedachten onmiddellijk bij de Heer brengen; hem stimuleren om rustig tijd te nemen voor hemzelf, zonder dat zij noodzakelijk in de buurt moest zijn; enz.) leidde niet tot de gewenste verandering.
Dieper ingaand op de huwelijksrelatie kwam aan de orde dat hij het stilaan moe werd om haar onstabiliteit te moeten (ver)dragen. Hij vond dat ze na al die jaren toch anders over hem zou mogen denken. Zijn uitdrukkingen over wat hij over haar reacties vond communiceerden een oordeel. Hij aanvaardde niet dat zij (nog steeds) ‘zo’ was.
Wat zij juist mistte was een klimaat waarin ze aanvaard werd! Haar geschiedenis was er één van teleurgesteld worden in relaties. Ze had geleerd dat (de meeste) mensen waarmee ze opgegroeid was niet te vertrouwen waren. Deze ervaring kleurde dan ook al haar latere relaties. Het zou een belangrijke invloed op haar hebben dat er eindelijk iemand was die haar aanvaardde MET haar onhebbelijkheden. Steeds werd ze terechtgewezen, maar nooit had hij gezegd: “Ik hou van je zoals je bent. Je mag moeilijkheden hebben en je gekwetst voelen, ook als je door je gekwetst zijn negatieve gedachten krijgt over mij.”
Hij had dus niet door dat groeien naar het beeld van Christus niet alleen de bewuste keuze inhield van zonde belijden en nalaten door haar, maar dat hij ook zelf een verantwoordelijkheid had om een klimaat van liefde en aanvaarding te scheppen waarin zij zou kunnen groeien en een stukje vruchteloosheid van de schepping in haar zondige natuur kon leren verwerken. Als hij een onberispelijke bruid wilde, dan had hij daarin ook een verantwoordelijkheid! Hij wilde nu leren aanvaarden, niet in de zin van er zich bij neerleggen en het er eens mee zijn, maar in de zin van erkennen dat dit stuk vruchteloosheid bij haar aanwezig was, en dat er gedurende heel dit aardse leven terreinen zijn waarop hun onvolkomenheid en de daarmee gepaard gaande behoeften en pijn zich zullen uiten. Hij wilde leren om haar te helpen groeien in heiligheid, niet op een eisende wijze die zij toch niet kon verwerken en die als een zweepslag op haar leven lag, maar op een liefdevolle en ondersteunende wijze. Zijn zonde was dat hij slechts liefde wilde geven aan een onberispelijke heilige, terwijl Jezus juist zijn liefde bewezen heeft aan zondaren. Dus beleed hij zijn zonde van liefdeloosheid en zijn onvermogen om haar te geven wat ze nodig had om naar het beeld van Christus te kunnen groeien.
Zij voelde zich van een enorme druk bevrijd. Nu was de tijd gekomen om samen te bidden en hun beider verdriet voor Gods troon te brengen. Ze hoefden zich voor God niet op te poetsen. Ze beseften dat Hij dat wel zou doen, door het bloed van Zijn Zoon. Ze vertelden hun kwetsuren aan Hem, erkenden hun reacties als zonde en vroegen Hem om in hun leven te werken.
Deze stap legde voor haar een fundament dat het voor haar mogelijk maakte om opkomende negatieve gedachten aan te pakken zodat ze geen hinder meer vormden voor de relatie. Hij had ook iets geleerd: er aandacht aan te schenken dat de manier waarop hij haar duidelijk maakte dat hij haar liefhad zodanig te doen dat zij het ook zo kon ervaren. Er kwam een diepgaande verandering is hun houding tegenover elkaar (aanvaarding en elkander dragen in hun tekortkomingen) en tegenover de problemen van deze wereld (er zullen altijd problemen zijn, maar door Gods genade mogen wij groeien in rust) en tegenover God (leven vanuit een relatie met Hem en niet vanuit opgelegde geboden die zij uit zichzelf toch niet konden onderhouden).
Welke zijn de factoren die bij hen een belangrijke rol gespeeld hebben in het groeien in heiligheid naar het beeld van Christus? Hoe zijn ze er toe gekomen om slechte gedachten- en gedragspatronen af te leggen en heiligheid te stimuleren?
1. Het openbaar worden van Gods onvoorwaardelijke liefde en van daaruit het kiezen en leren om ook elkander onvoorwaardelijk te aanvaarden; van daaruit het scheppen van een liefdevol leefklimaat waarin verandering kan ontstaan.
2. Het belijden van zonde en vruchteloosheid op verschillende niveaus: a) hun individueel falen in hun relatie met God; b)het feit dat hun onderlinge relatie tekort schoot tegenover Gods standaard; c) het feit dat ze niet in staat waren aan elkanders behoeften te voldoen.
3. Concrete zonde (wantrouwen, onvermogen om elkaar te begrijpen, enz.) werd beleden. Zondige patronen die reeds jaren in hun individueel leven en in hun huwelijksleven vastgeroest zitten werden erkend.
4. Het gebed om dit alles voor de Heer te brengen en Hem te vragen hun leven te vullen met Zijn heiligheid en rust, waardoor ruimte ontstond waarin de Heilige Geest kon werken.
5. Het aanleren en toepassen om negatieve gedachten en gedragingen bewust stop te zetten en het stimuleren van goede gedachten- en gedragspatronen.
6. Communicatieoefeningen.
5. Het besef en de erkenning dat het een voortgaande groei is en dat een paar gesprekjes geen levenslange garantie bieden tegen de problemen.
Oorspronkelijk verschenen in Tijdschrift voor Pastorale Counseling, 3de jaargang, 3de kwartaal 1991, nr. 11, p 33-34. Centrum voor Pastorale Counseling v.z.w.