Visuele geloofservaringen – Het Woord is beeld geworden

Jef De Vriese

Inhoud:

Voorbeeld: Het beeld van de bloementuin
Doelsteling
Vormen van communicatie met beelden
1. Beeldspraak
2. Visuele beeldspraak in christelijke hypnotherapie
3. Imaginaire confrontatie
Visualisatie als geloofsverkondiging
1. Exegese
2. Geloofsinzet
3. “Zien” is niet altijd visueel
4. Theologie van het lijden
5. Verbeelding
Visualisatie en godservaring
1. Fantasie
2. Invloed van zonde / persoon / …
3. Beeldendienst
4. Pragmatisme
5. Persoonlijkheid
6. Grens volgens de voorstanders
4. Visuele beelden in de vorm van dromen en visioenen
Onderscheidingscriteria en probleemgebieden:
1. Waarheid
2. Gods eer en Jezus Heer
3. Openbare toetsing
4. Met vallen en opstaan?
5. Uiterlijke tekenen bewijzen op zich niets
6. Ervaring als emotionele zelfbevrediging?
7. Vrucht
8. Nuttig, maar niet nodig
9. Communicatieve waarde
10. Vleselijk, geestelijk of demonisch?
11. Evenwicht in communicatievormen
12. God initiatiefnemer
13. “Rusten in de geest” en mystiek
14. Bewustzijnsvernauwing
Slotbeschouwingen

Voorbeeld: Het beeld van de bloementuin
Enkele jaren geleden was ik in een samenkomst. We hadden een tijd van gebed en lofprijzing. Het was alsof je Gods aanwezigheid kon voelen. Midden in die samenkomst kwam iemand naar voor en zei:
“De Heer gaf mij een beeld. Samen met Hem stond ik aan het hek van een tuin. Je kon er van buitenaf niet in kijken. Het hek was te hoog. Maar Hij deed het hek voor mij open. Het zicht van de tuin was schitterend. Alles was vol met bloemen, duizenden bloemen op een rij, in perkjes, in bloembakken, zo ver als je kon kijken. Hij liep met mij langs de paadjes van de tuin en ik raakte onder de indruk van de schoonheid van de bloemen: felle kleuren, zachte kleuren, schitterend in de zon,…. overweldigend. En de Heer vertelde hoe mooi hij elke bloem vond, hoeveel moeite Hij had gedaan om ze bij elkaar te zoeken en in Zijn tuin samen te brengen. Toen kamen we aan een heel bijzonder grasperk in de tuin. En Jezus zei: ‘dit is de mooiste bloem: die waarvan ik het meeste houd’. Zo’n mooie bloem had ik nog nooit gezien. De schittering en de vorm ervan waren majestueus schoon. Toen zei Jezus: ‘die bloem, dat ben jij. Jij bent voor mij heel bijzonder. Ik voed je en koester je en heb een heel speciaal plekje voor je in mijn Koninkrijk. Ik houd meer van je dan je beseft. Je hoeft niet in een hoekje te zitten en te tobben over wie je bent en of je wel een toekomst hebt. Je bent voor mij heel bijzonder….
Weet je, God houdt van je. Je bent voor Hem heel bijzonder. Hij ziet voorbij aan je zonde en je zwakheden. Hij ziet je met ogen van liefde. Voor hem ben je heel bijzonder.”

Toen het beeld was uitgesproken zag ik om mij heen mensen knielen en snikken, overweldigd door de diepe liefde van Jezus. Mijn eigen emoties stokten in mijn keel en het bewustzijn van Gods liefde voor mij was nooit zo intens geweest.
Nu, verschillende jaren, later vraag ik mij af: was dit een beeld dat God had gegeven? Waren mijn ervaringen godservaringen of psychologisch opgepepte emoties of een mengeling van beide? Hoe dit voorval beoordelen?

Doelstelling
Ik zal in deze lezing niet proberen om het pastoraat in “de derde golf” te beoordelen, maar mij beperken tot de bespreking van een aantal godservaringen die nauw verbonden zijn met het pastoraat, die vaak in “de derde golf” voorkomen, maar ook in andere evangelische kringen, en bovendien niet weg te denken zijn in de Rooms-Katholieke en Protestantse kerkgeschiedenis, in niet-christelijke godsdiensten, in diverse psychotherapeutische benaderingen, enz.
Het op een rij noemen van al deze bewegingen confronteert mij met een immens probleem, en met een risico. Het feit dat zich in al deze bewegingen gelijkaardige spirituele ervaringen voordoen, doet bij mij alle alarmlichtjes branden. Toch beweer ik niet vanuit de ogenschijnlijke gelijkenis in de ervaringen in die verschillende bewegingen dat veel van wat zich aan godservaring onder bijbelgetrouwe christenen afspeelt New Age is, of een psychologisch verschijnsel met een christelijk sausje, of nog wat anders, net zo min als ik ervan uitga dat bij christenen die Jezus als Heer belijden alles wel door de Heilige Geest geleid wordt. Zo eenduidig is het niet.
Om enige beperking te zetten op de geloofservaringen die ik wil bespreken, wil ik kiezen voor de invalshoek van de communicatie van Gods Waarheid in de vorm van beelden. Het Woord is vlees geworden. De Vader komt tot ons door de Zoon. Maar God komt ook tot ons in het geschreven Woord, de Bijbel. Dat geschreven Woord maakt ook gewag van het communiceren van God in beelden, dromen, visioenen: het Woord is beeld geworden…
Uit de beschrijvingen in de Bijbel van deze ervaringen van het spreken van God in beelden, kan zeer eenvoudig de conclusie getrokken worden: God spreekt niet alleen met woorden. Maar hoe moet dat spreken in beelden dan beoordeeld worden? Zijn de visuele ervaringen die sommige christenen tegenwoordig hebben ook het spreken van God?

Vormen van communicatie met beelden

Beeldspraak
Zowel het Oude als het Nieuwe Testament gebruiken beeldtaal om bepaalde waarheden te illustreren. De boom geplant aan waterstromen uit Psalm 1, de werkzaamheden van de pottenbakker in Jeremia 18, de geestelijke wapenrusting in Efeze 6, of het kleine roer dat in Jakobus 3 door de stuurman gebruikt wordt om grote schepen in bedwang te houden, zetten een bepaalde gedachteinhoud extra in de verf. Het gaat hier over beeldspraak die de bedoeling heeft iets wat gecommuniceerd moet worden nog duidelijker voor de ogen van de luisteraar te schilderen. Het gaat hier dus om beeldspraak die de bedoeling heeft om een bepaalde waarheid expliciet te communiceren en duidelijk in de openbaarheid te brengen.
Er is echter ook beeldspraak die de bedoeling heeft het gecommuniceerde als het ware te verbergen en slechts voor ingewijden toegankelijk te maken. Jezus had de gewoonte metaforen en gelijkenissen te gebruiken: “Dit heb ik in beelden gesproken” 1. Hij gebruikte alledaagse situaties en bekende dingen om een geestelijke boodschap door te geven. Hij wilde de aandacht trekken van allen, maar de geestelijke boodschap slechts toegankelijk maken voor hen aan wie het gegeven was de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen 2. Toch wil Hij niet blijvend in beelden spreken: “Er komt een ure, dat ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar u vrijuit over de Vader spreken zal” 3. De beelden die Jezus gebruikt communiceren onder de vorm van een bedekking. Jezus’ doel is uiteindelijk om openlijk te spreken, maar dat deed Hij niet altijd omwille van de ingesteldheid van de toehoorders. Hun onvermogen om te begrijpen zou pas veranderen in een klaar zien wanneer de Geest der Waarheid uitgestort zou worden 4. De komst van de Heilige Geest zou Zijn beeldspraak overbodig maken. Dat verklaart waarom het onderwijs van de apostelen in vergelijking met het onderwijs van Jezus veel directer en opener Gods heilsplan openbaart. 5
Beelden zijn meestal bedoeld als illustraties, als levendige aantrekkingspolen om de aandacht van de toehoorders scherp te stellen en open te maken voor de geestelijke boodschap die expliciet verkondigd wordt. Het gebruik van beelden heeft bij Jezus vaak twee kanten. De beeldspraak verwijst enerzijds naar een voorrecht voor hen die een oog hebben dat ziet en een oor dat hoort, maar anderzijds zijn zij tekenen van de afstand, en niet van nabijheid, tussen God en mens.

Visuele beeldspraak in christelijke hypnotherapie
De beeldspraak in de Bijbel is voor sommigen een aanleiding om de overstap te maken van beeldtaal naar verbeelding.
Een voorbeeld uit de christelijk hypnotherapie kan dit illustreren. Het uitgangspunt van deze benadering is dat hypnose een uitstekend communicatiemiddel is. Het kan gebruikt worden om iemands gedachtegang, emoties, relationele ervaring, enz., te veranderen, door zijn vooronderstellingen aangaande de aard en de betekenis van zijn probleem te veranderen. 6 Het bewerken van deze verandering in het denken is niet vreemd aan de Bijbel. Volgens de voorstanders van hypnotherapie gebeurt dit onder hypnose op een bijzondere en diepgaande wijze.
Een voorbeeld:
De confident wordt gevraagd zich ontspannen op een zetel te leggen, alle gedachten te laten voor wat ze zijn, en zich te concentreren op een gevoel van warmte in het lichaam. De monotone stem van de therapeut begeleidt de confident in de ontspanning. Hij wordt gevraagd zich voor te stellen aan het strand te liggen, zich koesterend in de warme zon, heerlijk ontspannen, luisterend naar het zachte ruisen van de zee … de zee die altijd daar is, onveranderlijk, zoals de Geest van God die voortdurend werkt … zoals de liefde van God die net als de zon schijnt voor Zijn kinderen. Rustig … , ontspannen … , dankbaar voor de natuur …, dankbaar voor Gods aanwezigheid … , voor het warme briesje dat zacht over je gelaat strijkt, net als de Geest van God, die waait waarheen Hij wil, vertroostend, verwarmend, genezend. Soms kan de zee stormachtig zijn, maar dan is Jezus daar … Hij doet de storm bedaren, brengt je innerlijk tot rust, …, laat je je goed voelen …, gewoon bij Hem te zijn …, vol vertrouwen kijk je naar de toekomst…
Zo’n sessie duurt ongeveer 50 minuten. Tijdens de sessie worden er posthypnotische suggesties gedaan die moeten bewerken dat de invloed van de hypnose nawerkt wanneer de confident weer op een normaal bewustzijnsniveau functioneert. Op het einde wordt de confident gevraagd om op eigen tempo “terug te komen”. Indien dit proces onder diepe hypnose verloopt herinnert de confident zich niets meer wat er zich tijdens de hypnose heeft voorgedaan.
Het oproepen van de mentale beelden heeft tot doel een positief verwachtingspatroon in te bouwen, het onbewuste denken de kans te geven de moeilijke levenssituatie in een ander kader te plaatsen en de Heilige Geest de kans te geven zonder hindernissen in het leven van de confident te werken. 7
Gelijkenissen tussen hypnotische communicatie en de beeldspraak van Jezus zijn dat (1) beide het denken proberen te beïnvloeden, (2) beide gericht zijn op het trekken van exclusieve aandacht, met als oogmerk hun impact te verhogen, en (3) dat bij beide de communicatie indirect of bedekt verloopt. De verschillen liggen hierin dat bij hypnotherapie (1) uitdrukkelijker beroep gedaan wordt op het inwerken op onbewuste processen, en dat (2) de communicatiestroom eenzijdig is van de therapeut naar de confident (we kunnen veronderstellen dat Jezus geen monologen voerde). Het onderscheid tussen seculaire en christelijke hypnotherapie zou dan liggen in het feit dat bij seculaire hypnose de verandering afhangt van de creatieve krachten en de welwillendheid van het onbewuste van de cliënt, terwijl in een christelijke benadering de overgave aan de hypnose zou leiden tot een overgave aan de Geest van God die de drijvende kracht is achter elke verandering. 8
Ondanks dat de vorige uitspraak vroom klinkt moet deze benadering op belangrijke punten aangeklaagd worden. Het eerste is de vooronderstelling van de werking van het onbewuste in de menselijke psyché. Het onbewuste is een begrip dat thuis hoort in de dieptepsychologie en dat geenszins terug te vinden is in een bijbelse antropologie. 9
Ten tweede ligt aan de basis de gedachte dat de mens zich passief moet laten gaan om het werk van de Heilige Geest mogelijk te maken, terwijl ik meen dat in de Schrift juist het samengaan van de genade van God en de actieve inzet van de mens wordt benadrukt. 10
Ten derde worden in de praktijk van de hypnotherapie de gedachten en de ervaringen van de confident volkomen bestuurd door en onderworpen aan de hulpverlener. Het wordt onmogelijk om zelf nuchter en waakzaam te zijn. 11 Ik vrees dat de confident zijn lot in de handen van een mens legt, en niet in die van de Heilige Geest. In plaats van controle en zelfbeheersing als een vrucht van de Geest 12 te winnen wordt de controle juist opgegeven.
Ten vierde toont de praktijk dat hypnose een fenomeen is dat niet alleen op menselijk niveau werkzaam is, maar ook aanleiding kan zijn voor occulte beïnvloeding. 13
Het werken met beelden via hypnotherapeutische weg, waarbij een persoon controle verwerft over de ervaringswereld van een andere persoon kan bijbels niet verdedigd worden.

Imaginaire confrontatie
Blijft natuurlijk de vraag wat te denken over het gebruik van visuele beelden wanneer de betrokken persoon zelf de controle over zijn denken blijft bewaren. In dit gedeelte wil ik dus ingaan op visualisatie op basis van een actief verbeeldingsproces bij de gelovige. Op beelden en visioenen die buiten de wil of de creatieve inzet van de gelovige om tot stand komen, ga ik pas later in.
In de seculiere psychotherapie is imaginaire confrontatie (het geconfronteerd worden met een angstverwekkende situatie in de verbeelding), een courant gebruikte techniek.
In de christelijke hulpverlening is imaginaire confrontatie een techniek die in het kader van sommige stromingen in de “innerlijke genezing” vaak toegepast wordt. (Er zijn dus ook vormen van “innerlijke genezing” die niet met visualisatie werken.) De visualisatie kan gericht zijn op het heden en het hier en nu maken van voorstellingen m.b.t. de aanwezigheid van Jezus, de verandering die een ingrijpen van God teweeg zou brengen in een probleem­situatie, enz. Er zijn twee accenten: (1) het bevorderen van het ervaren van Gods aanwezigheid en (2) visualisatie als het zich voorstellen van een wonder dat God gaat verrichten, waarbij de geloofsverbeelding de uitdrukking is van een positieve verkondiging van het feit dat God gaat ingrijpen. De visualisatie kan ook gericht zijn op het herbeleven van pijnlijke ervaringen uit het verleden met als doel een verandering in de ervaring van toen teweeg te brengen door in de herbeleving Jezus en de uitdrukking van Zijn liefde aanwezig te stellen. Deze benadering leunt aan bij een psychoanalystische techniek waarbij in de seculaire hulpverlening de therapeut als correctief element optreedt in de ervaringswereld van de patiënt, terwijl in de innerlijke genezing het verschijnen van Jezus in de pijnlijke situatie het correctief element is.
Ik zal mij er in het kader van dit artikel van onthouden om in te gaan op de problematiek van het terug gaan naar het verleden en mij beperken tot de inhoud van de visualisatie, enerzijds als geloofsverkondigend en geloofsversterkend element, en anderzijds als methode voor godservaring.

Visualisatie als geloofsverkondiging
Voorbeeld:
Psalm 103:3 (“Die al uw krankheden geneest”), zou door de gelovige als “anker” gebruikt kunnen worden om van God genezing voor een ziekte te vragen. In het positief denken zou de verwachting “God gaat mij genezen” door de gelovige continu in gedachte gehouden worden. Bij visualisatie wordt nu ook het beeld aan de gedachte toegevoegd: de gelovige moet zich gaan voorstellen hoe het zal zijn als de ziekte genezen is. Het onwrikbaar vasthouden aan dit beeld, als uitdrukking van Gods belofte, versterkt het geloof en bewerkt uiteindelijk dat het beloofde ook wordt verkregen.
Uiteraard is dit voorbeeld beperkt en eenzijdig om te gebruiken als basis voor alle vormen van visualisatie. Naar aanleiding van dit specifiek voorbeeld zou ik de volgende bedenkingen maken:
1. Een juiste exegese van de tekst wordt geweld aangedaan. Psalm 103:3 is geen onvoorwaardelijke genezingsbelofte. De onjuiste Schriftinterpretatie leidt tot de onjuiste verwachting dat God in alle omstandigheden zal genezen, als men “meer gelooft”.
2. Deze benadering legt het accent eenzijdig op de geloofsinzet van de gelovige, in plaats van op het soeverein ingrijpen van God. Er is een haast magisch tekstgebruik, alsof het regelmatig herhalen en zich voorstellen van het gewenste handelen van God automatisch het verwachte gevolg zal hebben. Daartegenover moet gesteld worden dat God kan genezen, vaak wil genezen, maar soms niet geneest! 14 God kan niet bestuurd worden door het mentaal herhalen van bijbelteksten of het zich creatief voorstellen van het wonder. Dit zijn technieken die Zijn soevereiniteit onderwerpen aan de menselijke gedachte. Dit soort denken heeft ook meestal als gevolg dat als het verwachte niet ontvangen wordt, de schuld gelegd wordt bij het “ongeloof” van de gelovige. Natuurlijk is een geloofsbelijdenis of een geloofsverwachting op grond van een juiste exegese en een juist onderscheiden van Gods wil wel degelijk op zijn plaats.
3. Er zijn in de Schrift geen aanwijzingen dat deze geloofsverwachting ook actief visueel voorgesteld moet worden. Bepaalde tekstgedeelten worden ten onrechte gebruikt om visualisatie te rechtvaardigen. 15 Het zien met de “verlichte ogen van het hart” 16 heeft niet de betekenis van een visuele voorstelling, maar van een geestelijk onderscheiden van een hemelse waarheid die (nog) niet met de ogen aanschouwd kan worden. Het gaat veeleer om een geestelijk denken waarin de Heilige Geest Gods waarheid openbaart dan om een visuele voorstelling van die waarheid.
4. Deze techniek is vaak eerder een uiting van opportunistisch denken en verwachten dan van bijbels-realistisch denken. God is niet de God van de positieve afloop van alle menselijke moeilijkheden! De blijde boodschap is niet het verdwijnen van alle problemen. De gelovige heeft niet als opdracht om te streven naar een heelheid en rust in zijn gevoelsleven. Hij wordt opgeroepen tot heiliging en bruikbaarheid in het Koninkrijk van God, ongeacht zijn gevoelens en vaak ondanks zijn gevoelens. Soms betekent dat dat de problemen niet verdwijnen, maar dat men moet stand houden. 17 Het komt er op aan om Gods wil te onderscheiden en op basis daarvan ofwel in vertrouwen op genezing te wachten, of op een God welgevallige wijze te leven of zelfs te sterven als de ziekte niet wordt weggenomen, of, als men niet weet wat God wil, Zijn wil te zoeken, beseffende dat Hij zowel in gezondheid als in ziekte bij Zijn kinderen is. 18
5. Het zich voorstellen van datgene waarvan men gelooft dat het verkregen zal worden of zal gebeuren is geen werkelijkheid, maar verbeelding, het is een menselijke fantasie over hoe die mens meent dat God zal werken, die wel eens compleet naast de realiteit zou kunnen zitten. Er is daarentegen wel plaats voor creatieve verbeelding die helpt om plannen te maken en acties voor te bereiden. Deze verbeelding helpt mensen beter te functioneren en is gericht op een ingrijpen in de realiteit.

Visualisatie en godservaring
Visualisatie is ook een techniek die de ervaring van de aanwezigheid van Christus kan bevorderen. Zo kunnen, bijvoorbeeld, pijnlijke situaties opnieuw beleefd worden. De creatieve herbeleving brengt ook Jezus in het beeld. Hij komt in de voorstelling van de gebroken omstandigheden van het leven binnen, spreekt troostende woorden of omhelst het slachtoffer van de pijn. Los van pijnlijke herbeleving zijn er, bijvoorbeeld, ook christenen die zich voorstellen met Jezus genietend in de natuur te wandelen en van daaruit een zekere rust en aanwezigheid van Hem extra ervaren.
1. Een eerste probleem hiermee is dat de gemaakte voorstelling een fantasie is. In de werkelijkheid is er alleen een mens met een voorstelling in zijn hoofd. Natuurlijk staat Jezus boven de tijd, maar wij zelf zijn wel degelijk aan de tijd gebonden. Het verleden kan niet herhaald worden, tenzij in de verbeelding. Verbeelding is dan ook de enige waarde die aan deze visualisatie gegeven kan worden.
2. Een tweede zorg ligt in datgene wat men zich verbeeldt. Bijbelgetrouwe christenen zullen het er over het algemeen over eens zijn dat onbijbelse voorstellingen of zondige handelingen niet gevisualiseerd mogen worden. Maar wat dan, bijvoorbeeld, te denken van een visualisatie die het lichaam van een homofiel laat versmelten met het mannelijk lichaam van Christus, of van een visualisatie die niet Jezus, maar Maria de centrale rol van genezer toebedeelt, en die precies hetzelfde rustgevende en genezende effect hebben als een visualisatie die wij wel als bijbels zouden benoemen? De menselijke onvolkomenheid zal het zich voorgestelde beeld dus besmetten met zijn eigen zonde en met verkeerde theologische uitgangspunten. De persoonlijkheid van het individu zal de visualisatie kleuren. Net zoals projectieve tests in de psychologie nagaan wat zich van binnen in een individu afspeelt, vertellen de beelden van de visualisatie meer over de persoon in kwestie dan over het handelen van God.
3. Het visualiseren van Jezus is het in zijn verbeelding opbouwen van een beeld van God. Hiertegen moet vanuit het tweede van de Tien Geboden 19 ondubbelzinnig gewaarschuwd worden. Exodus 20:23a, door NBG vertaald als: “Gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch van goud zult gij ze maken”, kan grammaticaal letterlijk beter vertaald worden als: “Gij zult Mij niet maken, goden van zilver en goden van goud zult gij voor jullie niet maken” 20. Maar ongeacht aan welke vertaling men de voorkeur geeft, is de conclusie toch dat noch God, noch enige gestalte van wat in de hemel is (en daar hoort Christus zeker bij) in beelden gevat mag worden. Hoe kan het schepsel de Schepper boetseren? Hierbij gaat het niet om een probleem met de beelden op zich (bedenk hoe God opdracht gaf om op de ark van het verbond twee engelen te plaatsen en de slang te maken in de woestijn). Het probleem ligt hem in wat mensen geneigd zijn om met die beelden te doen (het is met de slang ook verkeerd afgelopen!). Toen de Joden in de woestijn het kalf aanbaden, aanbaden ze de God die hen uit Egypte had bevrijd. 21 Jahweh werd zichtbaar en onderhevig aan menselijke controle en beïnvloeding.
De kern van het Israëlietisch-christelijk geloof is dat de gelovigen zich buigen onder het getuigenis van God en voor het aangezicht leven van Hem die onzichtbaar is. Hij heeft de beschikking over ons. In elke andere godsdienst meent de gelovige door het beeld dat hij ziet over de godheid te kunnen beschikken. Het heidendom verwerpt de geloofsspanning die voortkomt uit het dienen van de onzichtbare. Door het beeld wil hij de godheid als het ware naar zich toe halen en over de godheid beschikken. Het is juist deze controle en beschikking door de mens die in de Bijbel verworpen wordt. 22 Afgoderij is dat de soevereiniteit van God wordt aangetast en ondergeschikt gemaakt aan menselijke voorstellingen die uiteindelijk de plaats van God zelf gaan innemen. Als dat een risico is bij een houten beeld, hoe veel te meer bij een gevisualiseerd beeld. God verdraagt geen voorstellingen, noch in de vorm van een houten beeld, noch in de vorm van een gevisualiseerd beeld dat nog veel meer dan een houten stok onderhevig is aan het willen en besluiten van een mens die uiteindelijk gaat manipuleren wat God doet of niet doet en zegt of niet zegt. Dit soort visualisaties ondermijnen de geloofshouding van menselijke afhankelijkheid tegenover de onzichtbare soevereine God. Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen! 23
4. Sommigen zullen opperen dat visualiseren “werkt” en dat er mensen door worden gezegend. Dat brengt ons bij het vierde probleem: pragmatisme.
Voor pragmatisme moet gewaarschuwd worden omdat gelijk welke visualisatie (met of zonder bijbelse inhoud) tot dezelfde ervaringsresultaten kan leiden. Alles werkt, indien men iemand er van kan overtuigen er in te geloven.
Dergelijke “godservaringen” verankeren zich in het gevoelsleven van de persoon, die emotioneel afhankelijk wordt van de voorstellingen. Het wordt haast onmogelijk om de ervaringen op een afstand en objectief te bekijken, omdat die godservaringen een gelijke waarde gekregen hebben als God Zelf. Het in vraag stellen van de visualisatie staat voor deze mensen gelijk met het in vraag stellen van hun geloof zelf. Toetsing wordt bedreigend en daarom uitgesloten. Dat iets werkt is nog geen bewijs van de deugdelijkheid ervan.
5. Actieve visualisatie is slechts aantrekkelijk voor die persoonlijkheden die de nodige creativiteit in hun verbeelding bezitten. Wat moeten we dan zeggen van mensen wier voorstellingsvemogen niet zo ontwikkeld is? Pech gehad? Of moeten ze het leren?
6. Visualisatie wordt door verschillende voorstanders ervan afgeraden bij zeer emotionele en hysterische mensen, psychotische depressie, dwangvoorstellingen, fobieën, enz 24. Zij waarschuwen ertegen dat de visualisatie bij deze groep wel eens uit de hand zou kunnen lopen. Toch zijn het juist deze mensen die hunkeren naar een aanraking van God in hun gevoelsleven. Wat te denken van een pastorale aanpak die moet leiden tot het ervaren van Gods aanwezigheid, maar die onthouden moet worden aan personen die juist zo naar die aanwezigheid hunkeren?

Een eerste beoordeling van het beeld van de bloemen aan enkele van de bovenstaande punten:
1. Het beeld is een fantasie, in die zin dat er geen werkelijkheid aanwezig is. Er was geen tuin, en die zal er ook nooit zijn.
2. De waarheidswaarde van wat gecommuniceerd wordt is enerzijds positief: Gods grote liefde. Anderzijds is het beeld dat ik in het centrum sta op een uniek perkje en meer waarde zou hebben dan de andere bloemen zeer bedenkelijk. Dit duidt op een egocentrische beleving die voorbij gaat aan de gelijkwaardige liefde die God voor anderen heeft. Er wordt aan de liefde van God een onjuiste inhoud gegeven.
3. Dat ik mij vervuld voelde van Gods liefde was een goede zaak, maar deze ervaring zou zowel psychologisch opgebouwd kunnen zijn omdat ze er op gericht was aan te sluiten bij de menselijke behoefte aan de zekerheid geliefd te worden. Het beeld heeft mijn behoefte bevredigd, maar wat is de geestelijke waarde ervan gezien punt twee? Het gebeuren heeft mij dichter bij God gebracht, maar was het ook zelf werkelijk van God? Of heeft God, ondanks de onjuiste invulling van Zijn liefde in dit beeld, deze ervaring toch gebruikt en door Zijn Geest gezegend?
4. Indien het om creatieve visualisatie gaat door de verbeelding van de persoon zelf opgebouwd, is dit de uitdrukking van een soort relatie die God met de gelovige niet wenst aan te gaan en die meer in het heidendom thuis hoort. Indien dit een visioen was dat volledig van buiten af aan de gelovige werd gegeven kan er vanuit dit punt niets gezegd worden.
5. De wijze waarop het beeld naar voor werd gebracht maakte het tot een profetie. Er is geen enkele vorm van toetsing geweest. Zelfs indien het beeld ondubbelzinnig van God kwam, zijn de bijbelse richtlijnen m.b.t. het gebruik van profetie in de samenkomsten niet gerespecteerd.

Visuele beelden in de vorm van dromen en visioenen
Visuele beelden zijn niet alleen mogelijk door een creatief verbeeldingsproces van de gelovige, maar kunnen zich ook aan de gelovige voordoen buiten zijn wil om. Om er maar een paar te nomen: de verschijning van een engel des Heren in een droom aan Jozef 25, de verschijning van Jezus aan Paulus 26, het visioen van Petrus op het dak 27, de openbaring van Johannes, enz.
Deze ervaringen geschiedden in zeer uiteenlopende bewustzijnstoestanden: Jozef sliep, Petrus was intensief aan het bidden op het dak en kon opvangen wat er zich in de omgeving afspeelde, Paulus wist niet of hij al dan niet in het lichaam was 28, en Johannes was in geestesvervoering maar wist precies wat er zich afspeelde en wist ook op wat hij waarnam te reageren. Zelfs vijanden van God kunnen een droom ontvangen die een boodschap inhoudt voor de gelovige 29. Dit zijn uiteenlopende en menselijk gesproken vreemde ervaringen, waarvan we uit de Schrift weten dat God de initiatiefnemer is. Maar wat te denken over gelijkaardige ervaringen vandaag?

Welke onderscheidingscriteria kunnen gebruikt worden?
1. Ervaringen moeten steeds in overeenstemming zijn met de bijbelse waarheid. Ervaringen die de Schrift tegenspreken of aanzetten om tegen de Schrift in te gaan komen niet van God. De ervaring van God mag nooit in tegenspraak zijn met de waarheid van God. 30
Voorbeelden:
Een beeld dat iemand er toe zou aanzetten om de relatie met zijn ouders compleet te verbreken omwille van hun ongeloof, gaat in tegen het principe van “eer uw vader en uw moeder”, en voor mensen die hun ouders als vijand ervaren tegen “hebt uw vijanden lief”.
Eenheid tussen, bijvoorbeeld, evangelische en Rooms-Katholieke charismatische christenen kan niet op basis van gelijkaardige ervaringen. Evenmin kan eenheid op basis van de uispraak van het zogenaamd gemeenschappelijk “geloof in Christus”, tenzij aan het geloof een gelijke invulling gegeven zou worden. 31 Eenheid kan uitsluitend op de basis van een bijbelse inhoud van het geloof: de prediking van het kruis, de redding door genade. Ervaringseenheid is bedrog indien er geen waarheidseenheid is.
2. Staan in de ervaringen God en Zijn eer centraal, of gaat het meer om de ervaring op zich? 32 Is de ervaring een illustratie van de grootheid van God of van het geloof van een mens? Blijkt uit de ervaring dat Jezus Heer is? 33
3. Indien de inhoud van de boodschap op het eerste zicht de bijbelse principes geen geweld aandoet, mag deze niet automatisch aanvaard worden, maar moet ze zo breed mogelijk getoetst worden. De toetsing moet minstens gebeuren door hen aan wie de boodschap gericht is: het individu, of de gemeente vertegenwoordigd door de gemeenteleiding.
Voorbeelden:
Indien iemand een beeld heeft gekregen waarin God mij roept om bij de Eskimo’s te gaan leven, dan zal ik dat ernstig onderzoeken. Misschien is het wel Gods wil voor mij! Toch moet ik er van uitgaan dat God best in staat is om dit ook aan mij klaar en duidelijk te communiceren. Het volgen van Zijn wil in mijn leven mag niet afhankelijk gesteld worden van een ander.
Openbaringen die gelden voor de gemeente moeten door de leiding van de gemeente getoetst worden. Het ontdekken van Gods wil is geen privilege van een individu, maar een opdracht van de geloofsgemeenschap. De Bijbel beschermt de christelijke gemeenschap tegen godsdienstige excessen. Zo moet, bijvoorbeeld, openbare tongentaal ook in het openbaar vertaald worden 34, en moeten zelfs profeten zich aan toetsing onderwerpen 35. Ook de gave van het onderscheiden van geesten 36 is aan een individu gegeven ter ondersteuning van de toetsingsmogelijkheid door de gemeente. Een eigengereid optreden is het werk van hen die van geen gezag willen weten en hun eigen inzichten plaatsen boven de toetsingsprincipes die de Schrift aanreikt.
4. Indien iemand meent een beeld van God ontvangen te hebben moet hij wel twee keer nadenken vooraleer dit uit te spreken. Oudtestamentische profeten verloren hun gezag wanneer zij in overmoed uitspraken deden die niet uitkwamen. 37 Er zijn legio opvattingen over wat profetie heden ten dage nog kan zijn en niet kan zijn. Deze discussie even ter zijde gesteld, is het duidelijk dat een ondoordacht en onverantwoord gebruik van profetie zichzelf ondermijnt.
Profetieën in beelden zijn meestal “veiliger” omdat er nog enige ruimte is m.b.t. het probleem van de interpretatie van het beeld. Indien de interpretatie verkeerd was, kan men toch nog vasthouden aan de gedachte dat het een beeld van God was… Daarom moeten beelden juist met des te grotere voorzichtigheid geuit en geëvalueerd worden. De onvolkomenheid van ons profeteren 38, mag geen vrijgeleide zijn voor experimenten en ongecontroleerd “oefenen” met vallen en opstaan. De effecten van de geuite profetieën hebben immers te maken met mensenlevens en met de geestelijke ontwikkeling of afbraak van de gelovigen en van de gemeente van Christus.
5. Visuele ervaringen zijn geen bewijs van geestelijkheid. Afwezigheid van visuele ervaringen ook niet van ongeestelijkheid. De ervaring van Jezus te zien, brengt geen baat, tenzij God Zijn werk in zo iemand kan doen. Er zijn mensen die geen dromen dromen maar die meer groeien dan mensen die de ene openbaring na de andere menen te ontvangen. Zelfs indien iemand beweert in Jezus’ naam te spreken en allerlei indrukwekkende dingen doet, is het toch nog mogelijk dat Jezus tegen die persoon zal zeggen: “Ik heb u nooit gekend” 39. Men moet er dus op bedacht zijn dat tekenen en wonderen zowel van God kunnen zijn als een imitatie van de tegenstander. 40 En, om dit even te illustreren met een voorbeeld buiten het kader van tekenen en wonderen, kan opgemerkt worden dat ook gewone menselijke reacties, zoals tranen na zonde, zowel een diepe geestelijke oorsprong kunnen hebben als een uitdrukking van het vlees kunnen zijn. 41 Bijzondere ervaringen bewijzen uitsluitend dat er iets aan de hand is. Wat er precies is, zal moeten blijken uit onderzoek.
6. Ervaringen worden gevaarlijk wanneer het streven naar die ervaringen het geloofsleven van de persoon meer gaat besturen dan de toewijding en gehoorzaamheid aan Christus. Wanneer godservaring belangrijker wordt dan heiliging en er op gericht is aan de eigen begeerte te voldoen 42, is er wat aan de hand.
7. Ontmoetingen met de Heilige Geest, moeten dus leiden tot de vrucht van de Geest. Leidt een ervaring tot onderlinge vrede, reinheid, heiliging, enz., of brengt ze veeleer verdeeldheid, onrust wanorde, of misschien … niets. Aan de vruchten ken men de boom. 43
a. Is iemand er op uit om gelijk te krijgen, of bezit hij de goddelijke wijsheid die vreedzaam, vriendelijk en gezeglijk is, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd 44? Geestelijke superioriteit dat diegenen die niet dezelfde geestesgave hebben als minder behandelt, zich willen verzekeren van zijn persoonlijke waarde en rol, de eigen inzichten niet willen onderwerpen aan toetsing, de drang om onafhankelijk te functioneren en niet onder gezag te staan, zijn geen uitdrukkingen van de werking van de Geest, maar veeleer van een gebrek aan nederigheid en van de werking van het vlees.
b. Indien een ervaring geen heiligingvruchten heeft en indien iemand zich na een ervaring niets meer herinnert of alleen een gelukzalig gevoel overhoudt, moet ook aan de waarde ervan getwijfeld worden. Het kenmerk van Gods Geest is dat Hij een Heilige Geest is. De invloed van heiliging als gevolg van een ontmoeting met Hem is Zijn waarmerk. Welke impact hebben de ervaringen op de vrucht van de Geest in iemands leven? Hoe worden deze concreet zichtbaar in iemands karakter, de uitdrukking van liefde in de gezinsrelaties, het opnemen van verantwoordelijkheden in de maatschappij, het actief en werkzaam inschakelen van gaven en talenten, enz.
8. Visuele ervaringen worden nergens in de Schrift als noodzakelijk voor het geestelijk leven beschouwd. Alhoewel dit soort ervaring vaak door God gebruikt wordt, is het geen noodzakelijk instrument in de geestelijke groei. Indien het Woord van God aan de gelovige gegeven is om tot elk goed werk volkomen toegerust te zijn 45, is elke ervaring die niet in dat Woord als noodzakelijk beschreven wordt niet noodzakelijk, en elke ervaring die niet in dat Woord voorkomt verdacht, wat niet wegneemt dat zulke ervaringen toch van God kunnen zijn. Dat moet dan geval per geval onderzocht worden. Misschien moet hierbij ook stil gestaan worden bij de uitspraak van Jezus: “Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” 46, wat het “zien” niet uitsluit, maar zeker ook niet als onontbeerlijk voorstelt. De regel is dat het geloof uit het horen is van het Woord van God 47. Dat God buiten zijn Woord om op bovennatuurlijke wijze via beelden in de vorm van dromen en visioenen spreekt, is de uitzondering.
9. Visuele beelden zonder expliciete uitleg kunnen een communicatie van Godswege inhouden. Indien dit het geval is, is het wel Gods bedoeling om te communiceren, niet om de communicatie door de vreemde aard van de ervaring onmogelijk te maken. Het is mogelijk dat mensen deze communicatie verkeerd interpreteren, zoals, bijvoorbeeld de interpretatie van dronkenschap aangaande de tongentaal van de discipelen op Pinksteren 48. Toch was zelfs deze verkeerde interpretatie door de toespraak van Petrus snel omgebogen tot de juiste: God sprak en mensen kwamen tot bekering. Het spreken van God sluit dan ook aan bij de persoon of de groep die de boodschap moet ontvangen. Indien bepaalde ervaringen leiden tot verstoring van de communicatie, maatschappelijk onaangepast zijn en wanorde als gevolg hebben, moet de vraag gesteld worden of het hier wel gaat over God die spreekt met de bedoeling om te communiceren, of dat het misschien veeleer gaat om excessen. Denk hierbij, bijvoorbeeld, aan de tongentaal die als gave door God aan de gemeente te Korinthe gegeven werd, maar op ongepaste wijze gebruikt werd, maatschappelijke wartaal werd 49, en door Paulus in goede banen geleid moest worden.
10. Het probleem van het ongepast gebruik van tongentaal in Korinthe laat ook zien dat het niet steeds zo eenduidig is of een bepaalde ervaring van God komt of een menselijke oorsprong heeft. Een geestesgave kan blijkbaar onder menselijke controle verkeerdelijk gebruikt worden. Er moet ook niet van uit gegaan worden dat een bepaald fenomeen altijd volledig door God gegeven is of volledig psychologisch verklaard moet worden. Vaak gaat het om een mengeling van goddelijke en menselijke invloeden. verder is het ook mogelijk dat bepaalde ervaringen door demonische machten ingegeven worden.
a. Zo gebruikte God, bijvoorbeeld, het hongergevoel van Petrus om hem via een visioen met eten alert te maken voor een geestelijke boodschap. We vinden hier het in elkaar verweven geraken van gewone menselijke ervaringen en goddelijk ingrijpen. Niemand zou er aan denken om het visioen van Petrus op grond van zijn hongergevoel louter psychologisch uit te leggen. Zo is het een teken van onbedachtzaamheid om alle religieuze ervaringen die aanknopingspunten hebben in de persoonlijkheid en in de gewone menselijke leefwereld, meteen als psychologisch van de hand te doen. Het is natuurlijk wel mogelijk dat het louter psychisch is, maar dat moet eerst onderzocht worden. Laat ons hier volstaan met te zeggen dat de werking van Gods Geest meestal geen uitsluitend van buitenaf toegevoegde werking is, maar dat de charismata vaak ingebed zijn in de natuurlijke eigenschappen en ervaringen die zich in een persoon afspelen. De Geest gebruikt het natuurlijke en hervormt het zodat het bruikbaar wordt voor Gods doelstellingen.
b. Iemand is niet óf in de Geest, óf in het vlees, maar vertoont op een bepaald moment of in de loop van een bepaalde fase van zijn christenleven tegelijkertijd de kenmerken van de oude én van de nieuwe mens, van de werking van de Heilige Geest én van de littekenen van het vlees. Hoe dat onderscheiden moet worden is niet eenvoudig. Zelfs Paulus is voorzichtig in zijn zelfbeoordeling en komt tot de conclusie dat het zich van geen kwaad bewust zijn hem niet automatisch rechtvaardigt 50, en dat uiteindelijk God zal oordelen. Dit moet ons aanzetten tot voorzichtigheid in het beoordelen van de ervaring van anderen en van onze eigen ervaringen.
c. Verder moet er ook opgewezen worden dat de onzichtbare geestelijke machten in staat zijn om gedachten bij mensen binnen te brengen, zonder dat deze in de gaten hebben dat hun gedachten een satanische oorsprong hebben. 51 Dit gegeven moet leiden tot grote voorzichtigheid en zorgvuldige beoordeling van alle gedachten, beelden, dromen of visioenen die zich voordoen. 52
11. Visuele beelden zijn één van de vele mogelijkheden waardoor God communiceert. Deze communicatievorm moet in balans staan met de andere: Gods Woord, advies van andere gelovigen, leiding door hoe bepaalde omstandigheden zich ontwikkelen, toetsing aan de realiteit, enz. Het loopt verkeerd wanneer deze communicatievorm het middelpunt of het hoogtepunt gaat vormen in het ontdekken van Gods wil. Dat middelpunt komt alleen toe aan Gods Woord.
Indien visuele beelden door God gebruikt worden om te communiceren, dan zou ik verwachten dat Hij deze communicatievorm vooral gebruikt voor mensen of groepen die hiervoor ontvankelijk zijn en dat Hij binnen een bepaalde groep datgene zal communiceren wat die groep nodig heeft. De christelijke cultuur die samenhangt met iemands theologische vooronderstellingen zal dan mede bepalen of God zich via een bepaalde weg al dan niet kenbaar maakt of kan maken. Indien deze gedachte klopt, moet ze respect oproepen voor de ervaringswereld van christenen die niet tot de eigen denominatie behoren. De anderen mogen, indien zij zich voor God kunnen verantwoorden, hun eigen identiteit hierin bewaren. Maar de anderen moeten hun identiteit ook niet proberen op te dringen. Problemen met godsdienstige ervaringen doen zich immers niet alleen voor binnen een bepaalde groep waarin zij voorkomen, maar ze wakkeren ook identiteitscrisissen aan bij groepen die hiermee in contact komen en die zich door deze ‘vreemde’ ervaringen aangetast voelen in hun eigenheid.
12. Dromen en visioenen komen in de Schrift steeds op initiatief van God Zelf. De gelovige wordt er niet toe opgeroepen om naar deze ervaringen te streven. Het wordt problematisch wanneer de gelovigen achter de ervaringen aanhollen, in plaats van hun volle aandacht te besteden aan de dagelijkse oefening in de godsvrucht. De menselijke inzet en verantwoordelijkheid in het geestelijk leven ligt op het terrein van de gehoorzaamheid en van de hervorming door de vernieuwing van het denken 53. Handelen en denken zijn de terreinen waarop God de mens aanspreekt en van waaruit vernieuwing verwacht moet worden. Wanneer God hiervoor dromen en visioenen wil voor gebruiken is dat Zijn zaak. Het is duidelijk dat de gelovigen voor de groei in hun geestelijk leven niet worden opgeroepen om te streven naar een visuele (gods)ervaring.
13. Visualisatie kan ook gepaard gaan met andere ervaringen. Zo gaat het zogenaamde “rusten in de geest” of “vallen in de geest” soms gepaard met visuele ervaringen.
Met betrekking tot het rusten in de geest zal ik mij beperken tot de opmerking dat de verschijningsvormen hiervan zeer verscheiden zijn. Alhoewel sommigen het vallen een schriftuurlijke basis willen geven 54, kan vastgesteld worden dat het fenomeen van rusten in de Geest nergens in de Schrift in de ons bekende vorm(en) beschreven wordt en ook niet exact te vergelijken is met fenomenen uit de kerkgeschiedenis. 55
Er wordt geprobeerd om een verband te leggen tussen het rusten in de geest en de extatische ervaringen van mystici als Hadewych 56, of Theresia Van Avila 57 en Johannes van het Kruis 58. De inhoud van de visioenen van Hadewych doen echter meer denken aan religieus georiënteerde begeerte en erotiek dan aan een bijbelse liefde voor Christus, en het tijdstip waarop deze voorkomen (bijbels niet te verantwoorden feesten als Maria-Hemelvaart, enz.) overtuigen geenszins van een godservaring die onder leiding van Gods Geest zou staan.
Visioenen zijn ook kenmerkend bij mystici. De visioenen, lichamelijke ervaringen en emoties van iemand als Theresia van Avila 59, getuigen mijns inziens meer van het voldaan worden van haar eigen begeren dan van iets anders en kunnen geenszins de toetsing doorstaan die in bovenstaande punten wordt voorgesteld.
Verder kan men observeren dat het ontstaan van visioenen bij de mystici volgt op het moment dat constructieve activiteiten van de verbeelding en het verstand stilvallen. Dergelijke visioenen zijn hallucinatiefenomenen waarbij de gedachten niet langer aangesloten zijn op een actief waarnemingsproces. 60 Hedendaagse misvattingen over “het zichzelf ontledigen”, waartoe de Schrift oproept, leiden eveneens tot visionaire ervaringen die veeleer de kans lopen hun wortels te vinden in de ongecontroleerde verbeelding, de hypnotische beïnvloeding van derden, of zelfs in demonische machten, dan dat ze tekenen zijn van Gods werking.
Vanuit psychologische hoek worden deze visioenen niet allemaal als pathologisch geklasseerd, maar de verwevenheid van persoonlijke psychologische processen en de visioenen is zeer groot. Het is jammer dat zij die open staan voor het verschijnsel van rusten in de geest en bijhorende visioenen hun psychologie-huiswerk onvoldoende maken en eveneens voorbijgaan aan de problematische theologische inhoud van de visioenen van deze mystici. Als er al een verantwoorde vorm van rusten in de Geest zou bestaan is de vergelijking met de mystici zeker geen vergelijkingspunt dat vertrouwen wekt, integendeel.
M.b.t. de mystieken kan opgemerkt worden dat zij hun lichamelijke en affectieve vervoering beschouwen als primitieve vormen van mystiek. Echte extase mondt volgens hen uit in de ervaring van een duurzame vereniging met God los van visioenen en lichamelijke vervoering. 61 Hier zitten we volledig op het terrein van het loslaten van de verstandelijke categorieën en de overgave aan de ervaring. Het opgeven van de nuchtere waakzaamheid stelt de mens ten prooi aan allerlei dwaalgeesten. 62 Zelfs binnen de derde golf wordt hiertegen gewaarschuwd. 63 Geestelijk leven is niet het uitschakelen van de wil, de persoonlijkheid, het beoordelings­vermogen, enz., maar is juist het inschakelen van alles wat men is en heeft en het onder de leiding brengen van Gods Geest. Geestelijk leven is een samenspel tussen God en mens, waarbij een twee-eenheid tussen Gods genade en menselijke actieve inzet aan de orde is. 64
De mystici zijn er zich op bedacht dat visioenen bedrog in kunnen houden, veroorzaakt door een duivelse substantie of door de natuurlijke zwakheden. 65 Ondanks het feit dat ik met de mystici veel moeite heb, is deze bedachtzaamheid een houding die mij wel aanspreekt en die ook hedendaagse christenen zouden moeten aannemen bij het beoordelen van hun geloofservaringen. Afwezigheid van de mogelijkheid om afstand te nemen en objectief-kritisch te kijken is alarmerend en een bewijs van een onvolwassen omgang met zijn ervaringen.
14. Visioenen kunnen via verschillende wegen door de gelovige zelf “spontaan” opgewekt worden. Godsdienstige oefeningen zoals het zich langdurig op iets concentreren, het continu herhalen van woorden of liederen, langdurig bidden, vasten, enz., kunnen een verandering in de staat van het bewustzijn veroorzaken die de fenomenen die wij bespreken als gevolg hebben. Ook hersen­spoelingtechnieken kunnen aan de basis van religieuze ervaringen liggen. Deze vaststellingen moet ons voorzichtig maken, maar betekenen natuurlijk niet dat alle visioenen louter vanuit de psychologie te verklaren zijn.

Verdere beoordeling van het beeld van de bloemen:
Het probleem van de waarheid van de boodschap is reeds aangegeven. Indien er hier een mengeling is van waarheid en onjuistheid, moet minstens geconcludeerd worden dat het beeld niet “zuiver” gegeven werd, en dat er een mengeling was van goddelijke en menselijke invloeden, of in het beeld, of in de wijze waarop het gecommuniceerd werd. Indien het beeld van God kwam, maar onzorgvuldig gecommuniceerd werd, is er wat aan de hand met diegene die het uitsprak. Indien het beeld getrouw werd weergegeven twijfel ik aan de goddelijke oorsprong ervan. Het viel mij op dat de menselijke ervaring meer gewicht kreeg dan de heerschappij van Christus, maar het is best mogelijk dat het juist de bedoeling was om Gods liefde voor de mensen extra in de verf te zetten. Ik had zelf een ongemakkelijk gevoel (maar wat is dat waard?) m.b.t. de emotionaliteit waarmee het beeld gebracht werd.
In pastorale gesprekken heb ik mensen zien reageren met emotionele taferelen én met grote afstandelijkheid. Ik heb er gezien die voor de zoveelste keer een kick kregen, zonder dat het hun leven beïnvloedde, en ik heb er gezien die een stap verder zijn gekomen in hun geestelijk leven.
Problematisch is dat het beeld niet getoetst werd overeenkomstig de bijbelse richtlijnen voor toetsing. Alles is in “redelijke banen” gebleven, maar het had ook uit de hand kunnen lopen, en wat zou er gebeurd zijn indien de inhoud van de boodschap nog verder was afgeweken van het bijbels begrip van Gods liefde?
De persoon die het beeld doorgaf ken ik als een volwassen christen die ernstig met God leeft, maar die wat de persoonlijkheid betreft wel emotioneel is aangelegd. Was dit een mengeling tussen persoonlijke emotionaliteit en geestelijkheid? De geloofstrouw van de betrokkene geeft mij vertrouwen, maar er zijn “profeten” wier leven ik allerminst als voorbeeld zou willen stellen. En … in hoever is mijn reactie bepaald door mijn eigen rationele persoonlijkheid?
Het beeld communiceerde goed bij mensen die gewend waren aan een dergelijke omgang met profetie. Voor de aanwezigen uit meer traditionele kerken was dit een nare ervaring. Moeten zij dit leren? Of mocht zo’n beeld in deze context niet gebruikt zijn omdat het voor vele aanwezigen “wartaal” was?

Was het beeld van God?
Misschien. Het zou kunnen. Maar er zaten theologisch in elk geval inhoudelijke problemen aan vast die mij doen besluiten dat, als het van God kwam, het in elk geval niet correct weergegeven werd. In die zin was datgene wat gecommuniceerd werd niet in overeenstemming met de bijbelse beschrijving van Gods liefde. Mijns inziens stond het doorgeven van dit beeld in de samenkomst niet geheel onder de leiding van de Heilige Geest, en was het dus ongepast dit zo door te geven.
De resultaten ervan waren voor sommigen opbouwend (omdat ze open stonden voor Gods Geest die ondanks de problematische aspecten van de inhoud en de vorm toch gewerkt heeft?), voor anderen was het een koude douche of ze bleven gewoon op afstand (omdat ze niet open stonden of omdat ze op een gezonde wijze nuchter en waakzaam waren?).
Het beeld zou van God afkomstig kunnen zijn, maar misschien (wat mij betreft met grote waarschijnlijkheid) ook niet. De persoon in kwestie zou door God geleid kunnen zijn, maar minstens gedeeltelijk ook niet. Misschien was het beeld van God. Misschien ook niet. Dat is moeilijk te achterhalen, want er was geen openbare toetsing.
Ik was wel verantwoordelijk bij mijzelf te toetsen wat het beeld teweeg bracht, communiceerde en niet communiceerde. Nu ben ik voor God verantwoordelijk om uit die ervaring conclusies te trekken om Hem te dienen.

Enkele slotbeschouwingen
Geloofservaringen van mensen zijn heel verscheiden en soms heel ongewoon. Visioenen, stemmen, lichamelijke reacties als “vallen in de geest” e.a., worden door de ene groep vleselijk, onaangepast, ziekelijk en zelfs demonisch genoemd. Een andere groep ziet ze juist als een bewijs van de aanwezigheid van het bovennatuurlijke, met name de werking van de Geest van God.
Al deze fenomenen, omwille van hun uitzonderlijk karakter, enerzijds automatisch aanvaarden als een teken van Gods aanwezigheid, of anderzijds automatisch beschouwen als een ontaarding van het vlees, de werking van demonen, of een psychopathologische afwijking, is een te simplistische benadering.
Het lezen over deze fenomenen in andere literatuur en het observeren ervan in de pastorale praktijk heeft mij enerzijds overtuigd van de gevaren die schuilen in het streven naar deze uitzonderlijke verschijnselen, maar heeft mij ook voorzichtig gemaakt in het doen van eenzijdige uitspraken.
Ik heb ook bemerkt dat “de derde golf” geen homogeen doorzichtige beweging is, maar veeleer een huis met vele woningen. Het ene visioen is het andere niet, het ene “vallen in de geest” is qua ervaring totaal verschillend van het andere, enz. Niet al wat blinkt is goud, maar het zou het wel kunnen zijn, en er zit ook goud tussen. Sommig kaf kan heel eenvoudig van het koren gescheiden worden, ander kaf lijkt zo op koren, dat alleen een geoefend inzicht het vermeende koren kan ontmaskeren.
Geloofsbelevingen kunnen eenzijdig gekleurd zijn van logisch-rationeel tot emotioneel ervaringsgericht. Velen knappen af in een omgeving waar de nadruk op het Woord ontaardt in een wettisch systeem of het geloof beperkt wordt tot een verstandelijk gegeven. Langs de andere kant is er het risico om geloof te reduceren tot geloofservaring zonder steeds terug te keren naar het fundament van de Schrift en een verantwoorde exegese. Denken en ervaren moeten in de juiste verhouding gepredikt worden. Dezelfde balans geldt voor de plaats van tekenen, wonderen, visioenen, dromen, enz.
Laat ons opletten niet te vervallen in een ongenuanceerde generalisatie, waarbij de ene groep alle dromen en visioenen afwijst en de andere niets anders doet dan dromen… Iedere geloofsgemeenschap heeft zijn accenten en waarden, maar loopt daardoor ook het risico andere werkingen van God over het hoofd te zien. Net zoals Paulus tegenover de Romeinen genoopt was het evangelie van genade te verkondigen en Jakobus in een heel andere context de goede werken predikte, moet misschien ook in onze kringen op de ene plaats openheid gecreëerd worden voor het bovennatuurlijk ingrijpen van God, en moet op de andere plaats tot nuchterheid worden aangemaand. Het accent van de prediking mag niet alleen de eigen sterke kanten onderstrepen, maar moet ook oog hebben voor de eigen onvolkomenheden.
Daarmee bedoel ik niet dat, bijvoorbeeld, alle pinksterchristenen evangelisch moeten worden of omgekeerd. Onze eenheid in Christus moet niet leiden tot het opgeven van onze eigen identiteit of een poging om onze eigen identiteit aan de ander op te dringen. Wederzijdse identiteitsbeïnvloeding mag in elkaars gemeenten niet leiden tot allerlei pastorale problemen, want het zijn vaak die mensen die emotioneel en geestelijk in de knoei zitten die zich extra aangetrokken voelen tot alternatieve en nieuwe ervaringen. Wederzijdse openheid voor elkaars identiteit moet veeleer leiden tot openheid om de eigen aanpak in vraag te stellen en de bereidheid om de ander met respect en als broeders en zuster in de Heer te behandelen en zo ook over hen te spreken.
Indien er op een verantwoorde wijze met beelden gecommuniceerd kan worden in het pastoraat, valt er nog denkwerk te verrichten over hoe deze communicatievorm beter ingeschakeld kan worden in het veranderingsproces van de gelovige. Misschien moet deze aanpak ook aansluiten bij de persoonlijkheid van de confident: rationele mensen kunnen logisch-verstandeljk op het spoor van de geestelijke gedachtevernieuwing geplaatst worden, terwijl meer emotionele en fantasierijke mensen misschien meer via bijbels verantwoorde beeldspraak aangesproken zullen worden om zo ook tot een verandering in hun geestelijk denken gebracht te worden.

Eindnoten
1 Joh. 26:25a.
2 Mat. 13:10-17.
3 Joh. 16:25b.
4 Joh. 16:12-13.
5 HENDRIKSEN W., New Testament Commentary. The Gospel of John, The Banner of Truth Trust, London, p. 337.
6 HALEY J., Uncommon therapy: The psychiatric techniques of Milton H. Erickson, MD. New York: Norton, 1973.
7 SHEPPERSON V.L., Paradox, Parables, and Change: One Approach to Christian Hypnotherapy, in: Journal of Psychology and Theology, Vol. 9, nr. 1, 1981, p. 3-11.
8 SHEPPERSON V.L., ibidem, p.10.
9 DE VRIESE J., Het onbewuste in de Bijbel?, in: Tijdschrift voor Pastorale Counseling, 3de kwartaal 1991, p. 23-28.
10 Zie voor een bespreking hiervan: DE VRIESE J., Methodiek en genade, in: Tijdschrift voor Pastorale Counseling, 1ste kwartaal 1991, p.6-10.
11 Vgl. 1 Petr. 5:8.
12 Gal . 5:22.
13 OUWENEEL W.J., Het domein van de slang, Buijten en Schipperheijn: Amsterdam, 1978, p. 318-322.
14 Zie voor dit thema: DE VRIESE J., De zin van het lijden, cassette uitgegeven door het centrum voor Pastorale Counseling.
15 Bijvoorbeeld in de Hebreeënbrief 2:9; 3:1; 11:27; 12:2.
16 Ef. 1:18.
17 1 Kor. 10:13.
18 Zie b.v. Ps. 41:4.
19 Ex. 20:4.
20 Vertaling door KOOREVAAR H.J., oudtestamenticus aan de Evangelische Theologische Faculteit.
21 Ex. 32:4.
22 Achter de beeldendienst schuilen ook demonen. Zij laten zich aanvankelijk manipuleren om in een latere fase hun aanbidder te grijpen. God laat zich niet manipuleren en probeert ook niet via een achterdeurtje de gelovige te pakken. Zijn relatie met de gelovige is totaal verschillend van wat zich in het heidendom afspeelt.
23 2 Kor. 5:7.
24 SEAMANDS, Genezing van pijnlijke herinneringen, Hoornaar: Gideon, 1987, p. 169-170; PYTCHES M., Bevrijdend heil, Een handboek voor innerlijke heelwording, Vuurpijlserie, 27, Eindhoven: St. Vuur, 1990, p. 121-131; LIJKLEMA I., Lezing gehouden tijdens de Theologencursus Charismatisch Pastoraat, op 2-11-89 te Amersfoort.
25 Mat. 2:13.
26 Hand. 9:3-9.
27 Hand. 10:1-15.
28 2 Kor. 12:2-4.
29 Zie b.v. Richt. 7:13-15.
30 Deut. 13:1-5; Gal. 1:8-9;1 Tim. 6:3; 1 Joh. 4:6.
31 Rooms-Katholieken bedoelen met “ik geloof in Christus” wat anders dan evangelische christenen. Het is onmogelijk om tegelijkertijd een evangelisch-bijbelse inhoud aan het “geloof in Christus” te geven en in overeenstemming te zijn met de Rooms-Katholieke leer.
32 Joh. 7:18.
33 Vgl. 1 Joh. 4:1-4.
34 1 Kor. 14:5.
35 1 Kor. 14:27-32.
36 1 Kor. 12:10.
37 Deut. 18:21-22.
38 1 Kor. 13:9.
39 Mat. 7:21-23.
40 Mat. 24:23-27; 2 Tess. 2:9-12.
41 Zie, bijvoorbeeld, 2 Kor. 7:9-10; Heb. 12:17.
42 Vgl. Jak. 4:3, waar een positieve geestelijke activiteit (bidden) gebruikt wordt om aan de eigen hartstocht te voldoen in plaats van te beantwoorden aan Gods doel.
43 Mat. 7:16-20.
44 Jak. 3:17.
45 2 Tim. 3:16.
46 Joh. 20:29.
47 Rom. 10:17.
48 Hand. 2:13.
49 1 Kor. 14:23.
50 1 Kor. 4:3-4.
51 Zie 1 Kron. 21:1; Matt. 16:23; Joh. 13:2; Hand. 5:3; Gal. 1:8.
52 2 Kor. 10:5
53 o.a. Rom. 12:1-2.
54 o.a. vanuit 2 Kron. 5:14; Ez. 1:28; Dan. 10:9; Mat. 17:5; Mk. 3:11; Mk. 9; Joh. 18:6; Hand. 26:14, vgl. Hand. 9:4; 1 Kor. 14:25; Op. 1:17;
55 PARMENTIER M.F.G., Rusten in de Geest, in: Bulletin voor Charismatische Theologie, nr. 27, 1991, p. 31-40.
56 PARMENTIER, ibidem.
57 WHITE J., Tekenen van Gods kracht?, Gideon: Hoornaar, 1991, p. 171.
58 WHITE J, Ibidem, p. 150.
59 Zij beschrijft haar ervaringen in: THERESIA VAN AVILA, Boek van haar leven.
60 VERGOTE A., Bekentenis en begeerte in de religie, Antwerpen/amsterdam: De Nederlandse boekhandel, 1978, p. 289. Dit werk van A. Vergote is toonaangevend m.b.t. een godsdienstpsychologische evaluatie van mystieke ervaringen, visioenen en stemmen, enz.
61 VERGOTE A., Ibidem, p. 284-285.
62 Zie, bijvoorbeeld de waarschuwingen geuit door AMESZ M., In drie golven, Buijten & Schipperheijn, 1991, p. 86-101
63 Zie, bijvoorbeeld, DIEPERINK M., John Wimber en de derde golf, Kampen: Kok-Voorhoeve, 1992, p. 40.
64 Zie voor een beschrijving van de relatie tussen geloof en werken FLOOR L, Jakobus, Commentaar op het Nieuwe Testament (derde serie), Kampen: Kok, 1992, p. 101-115.
65 VERGOTE A., Ibidem, p. 288.