Wat is het Evangelie?

Jef De Vriese

Verdwijnt het Evangelie?

Wat is het Evangelie? Waarom is Jezus gekomen?
Het spontane antwoord van de meeste Bijbelgetrouwe christenen ligt in de lijn van:
“Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.” (Matt. 1:21b)
“Want ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.” (Matt.9:13b)
“Want ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.”(Joh.12:47b)
Uiteraard hebben wij in Christus onuitputtelijke rijkdommen ontvangen. We zijn kinderen van God (Joh. 1:12) en hebben rechtsreeks toegang tot de Vader (Ef. 2:8). We zijn vrij van veroordeling (Rom. 8:1), onscheidbaar van Gods liefde (Rom. 8:35-39), burgers van de hemel (Fil. 3:20). God zorgt voor ons en geeft ons een zinvol leven. Hij troost en geef ons Zijn vrede. Etc. Het Evangelie bevat overvloedig veel stromen van zegen.

Veel evangelieverkondiging probeert mensen aan te trekken met de zegen die ze nodig hebben om een gelukkiger en zinvoller leven te leiden. Wij geloven dat Jezus voor de zonde is gestorven. Maar wat wordt geloofd, wordt steeds minder verkondigd. De verkondiging van het Evangelie dat redt van zonde, verdwijnt zienderogen uit prediking en uit evangelisatiebrochures, die een lage drempel willen zijn voor de zondaar. Het beroep dat op God wordt gedaan, is niet om te redden van zonde, maar om te redden uit huwelijksproblemen, depressie, verdriet, etc. Men verwacht van God te ontvangen wat de psychotherapie probeert tot stand te brengen. Wat men hoopt te verkrijgen is niet heiliging, maar emotioneel welbevinden, voldoeninggevende relaties, zelfaanvaarding en een zinvol leven. Er wordt op God beroep gedaan als op de spoedgevallendienst. Hij mag opdraven om onze wonden te genezen, maar zodra de pijn draaglijk wordt, verdwijnt Hij uit beeld. God wordt behandeld als de dienstknecht van ons geestelijk, lichamelijk en psychisch comfort. Geloof is steeds minder gebaseerd op de waarheid van de Schrift, dat een mens geschapen is tot Gods eer en gered moet worden van de zonde, en wordt steeds meer de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste zelfverwezenlijking.

Wat zijn de gevolgen indien predikers de woorden ‘zonde’, ‘bekering’, ‘berouw’, ‘hel’, ‘discipelschap’, ‘kosten berekenen’, ‘gehoorzaamheid’ of ‘je leven verliezen’ vermijden? Het Evangelie wordt dan steeds meer gepresenteerd als iets dat tegemoetkomt aan de passie en interesse van de mens: zelfwaarde, genezing, ethiek, zingeving en zelfs zorgzaamheid voor het milieu. Dat zijn belangrijke dingen, maar niet de kern van het Evangelie. Dat is een verschraald Evangelie, dienstbaar aan het lichamelijk, psychische en sociaal welzijn. Als de verkondiging van het Evangelie wordt beperkt tot de geschenken die God kan geven, groeit een generatie op die geen passie heeft voor het centrale gegeven van het Evangelie. Dan is er steeds minder passie voor bevrijding van zonde. Dan is er steeds minder verlangen naar de openbaring van het koningschap van God, die gerechtigheid tot stand brengt. Het is juist de bevrijding van zonde die mogelijk maakt dat het Evangelie herstel biedt op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak.

Zondaren worden steeds minder opgeroepen om zich te bekeren, maar om Jezus in hun hart te vragen, de pijn aan Zijn voeten te leggen of te schuilen bij het hart van de Vader. Wanneer het verwijzen naar zonde wordt vermeden, weet de veronderstelde bekeerling niet meer waarvan hij is gered, noch waartoe. En als er dan al op zonde wordt gewezen, dan gebruikt men minder confronterende en verzachtende termen als ‘verkeerde dingen’, ‘imperfecties’ en ‘fouten’. Dan wordt zonde belijden ‘sorry’ zeggen.
Discipelschap die levensvernieuwende vrucht draagt, herstel vergt van de schade die de zonde heeft aangericht en een oproept tot overgave aan de wil van God is, komt nog zelden in beeld.
Het is begrijpelijk dat iemand christen wordt op grond van motieven die later moeten worden uitgezuiverd. Probleem is dat men steeds meer de bekeerling in de waan laat dat menselijke motieven (geluk, innerlijke genezing, eeuwig leven, aanvaarding, etc.) waardoor hij ‘Jezus heeft aangenomen’ voldoende zijn en dat men de bekeerling niet helpt om die egocentrische motieven plaats te laten ruimen voor een grondiger besef van de inhoud van het Evangelie.

Bekering wordt gereduceerd tot het bidden van een zondaarsgebed, een beslissingsmoment om Jezus aan te nemen, het naar voren komen in een samenkomst, het opsteken van je hand, een klik op de knop van een website, met als voorgestelde garantie een eeuwige levensverzekering.
Het Evangelie wordt gepresenteerd als een set geloofspunten die, als ze op de juiste manier worden geloofd, iemand het Koninkrijk van God binnenloodsen.
De potentiële bekeerling wordt bevestigd in de gedachte dat hij door zijn keuze of zijn overtuiging eeuwig leven ontvangt. Men neemt aan dat wie het juiste gebed heeft gebeden, wedergeboren wordt. Anderen zeggen dat er normaal na wedergeboorte ook groei naar geestelijke volwassenheid volgt, maar dat los van de latere navolging van Christus toch eeuwig leven is ontvangen en gegarandeerd.
In deze visie op bekering lijkt het alsof de wedergeboorte die God geeft, maakbaar is op grond van een menselijke wilsactie of een menselijke proclamatie. Toch is proclamatie geen garantie voor eeuwig leven (Matt. 7:13-23)!

De oproep van Jezus tot bekering sluit altijd verandering in. Het Evangelie is immers dat God woont bij mensen die de Vader kennen (Joh. 17:3). Het gaat dus om een persoonlijke voortdurende relatie, die niet zonder gevolg kan blijven. Geloof zonder gehoorzaamheid, is beroofd van Gods levenskracht, geeft geen blijk van het kennen van God en is dus geen geloof. De rijke jongeling geloofde de juiste dingen en gedroeg zich nauwgezet volgens de regels. Jezus brengt door de vraag alles te verkopen en aan de armen te geven aan het licht wat de zondige conditie is van zijn hart. Indien Jezus de jongeling had verzocht een gebed te bidden, had hij dat onmiddellijk gedaan. Maar door actie te vragen, legde Jezus het probleem van zijn hart bloot. De uiterlijke onberispelijkheid van de jongeling maskeerde een innerlijke aanhankelijkheid aan bezit. Dat wilde de rijke jongeling niet prijsgeven, terwijl Zacheüs, omdat hij zijn blijdschap in Jezus vond, de mindere blijdschap van het geld gemakkelijk kon opgeven. Zijn ontmoeting met Jezus bewerkte nieuw leven, waardoor hij het oude leven graag achterliet. Wat bij mensen onmogelijk is – moeilijker dan dat een kameel door het oog van een naald gaat – is mogelijk bij God (Matt. 19:23-26). De rijke Zacheüs kwam door de ontmoeting met Jezus tot inzicht in zijn zonde, kwam tot bekering en bracht vrucht voort die aan de bekering beantwoordde.

Jezus zegt niet “vraag Mij in je hart”, maar wel: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matt. 4:17) en: “Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij” (Matt. 8:34). De oproep is dus: “Geef mij uw hart” (Spr. 23:26). Dat is geen vage emotionele overgave, maar het toevertrouwen van de heerschappij over ons denken, voelen, willen, handelen, ons hele wezen, aan God. Het Evangelie van Jezus Christus is meer dan een beslissingsmoment met garantie op eeuwig leven! Het Evangelie is de allesomvattende boodschap van de Bijbel. Het Evangelie brengt mensen vanuit verlorenheid naar berouw, bekering, wedergeboorte, discipelschap, heiliging, opstanding en leven in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dit alles openbaart het Koninkrijk van God, waar God regeert en Zijn heerlijkheid zich manifesteert. Daarom is Jezus gekomen.

Het Evangelie openbaart het verdriet en de blijdschap van God

De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden (Luc.19:10). In Zijn tijd waren die verloren mensen tollenaars (bedriegers en collaborateurs), overspelers (manifeste zondaars), zieken (die moesten wel gezondigd hebben), demonisch belasten (die waren van de duivel bezeten) en zondaars van allerlei slag. Bovendien ging Jezus vrij om met vrouwen, Samaritanen en kinderen, groepen die in de maatschappij van de Joden geen stem hadden en gemakkelijk werden veracht. Hij kwam voor verloren zondaars.

Wie heeft er belang bij dat de zondaar wordt gered? Uiteraard de zondaar zelf. Toch staat het belang van de zondaar niet centraal in het Evangelie. Wat centraal staat is de openbaring van de heerlijkheid van God. De blijdschap van God gaat vooraf aan de blijdschap van de zondaar en stijgt daar ver bovenuit.

Jezus illustreert dit aspect van Zijn komst met drie verhalen van drie mensen die iets verloren hebben: een herder die honderd schapen heeft, er één kwijt geraakt, de negenennegentig in de steek laat en dat ene gaat zoeken (Luc. 15:1-7); een vrouw die tien geldstukken heeft, er één verliest en haar hele huis schoonveegt om het te vinden (Luc. 15:8-10); een vader die een zoon heeft die vertrekt en die op de uitkijk blijft staan tot zijn zoon terug komt (Luc. 15:11-32).

God is zo iemand die iets verloren heeft. En Hij zoekt. Wanneer we denken aan het verlorene gaat het op het eerste zicht over die mensen zelf. Die mensen zijn verloren. Maar het belangrijkste aan mensen die verloren zijn is niet alleen dat zij zelf verloren zijn: waar het om draait is dat God ze heeft verloren. Het verlies zit op de eerste plaats bij Hem. De herder is zijn schaap kwijt, de vrouw haar geldstuk, de vader zijn zoon, en God een mens. Het verdriet en de zorg om wat verloren is, liggen bij God. Dat schaap is te dom om zijn verlorenheid in de gaten te hebben, dat geldstuk ligt er niet van wakker en die zoon heeft in eerste instantie veel plezier. Het besef en het gevoel van verlies zitten eerst bij God. God heeft mensen verloren en laat in Christus Zijn heerlijkheid achter om het verlorene te zoeken en te redden. Het verdriet zit bij Hem, maar de eerste en grootste blijdschap nadat een mens is gevonden eveneens. Het Evangelie beoogt allereerst de blijdschap van God, wiens verlangen naar de mens uitgaat, om hem te laten delen in Zijn blijdschap.

Het Evangelie openbaart de eer van God

Dat God mensen zoekt, betekent dat mensen van belang zijn. Een schaap, een geldstuk en een zoon waren heel bijzonder in de tijd van Jezus. Ze hadden een hoge waarde. De welstand van een familie werd afgemeten aan de grootte van de kudde, de bankrekening en het aantal zonen.
Wie denkt dat het Evangelie draait rond het geluk, de identiteit en de zelfwaarde van een mens, moet beseffen dat het niet gaat om de waarde van het geldstuk, het schaap of de zoon, maar om de eer van de familie. In ons geval gaat het dus over de eer en de heerlijkheid van God. God investeert Zichzelf helemaal in het zoeken naar mensen, omdat Hij koos om door mensen heen Zijn heerlijkheid te openbaren. Een schaap dat niet gevonden wordt, wordt geroofd; een verloren geldstuk brengt niets op; en een zoon die de erfenis opmaakt maakt zijn vader ten schande. Een mens is geschapen tot Gods eer (Jes. 43:7). Het Evangelie gaat dus allereerst om de eer van God, niet om de waarde van de mens. Menselijk eerzucht duwt een ander opzij. Wanneer God Zijn eer zoekt, is dat daarentegen juist de garantie dat Hij ons verhoogt. Wie opgenomen is in Gods eer, deelt in Zijn heerlijkheid. De menselijke waarde is dus onlosmakelijk verbonden aan het delen in de glorie van God. De eer van God voorop stellen betekent uiteraard niet dat de mens er niet toe doet (Psalm 8!). Het gaat om de juiste volgorde: eerst God, en daarna het schepsel, dat tot zijn volledige bestemming komt wanneer God de regie over zijn leven krijgt.
Dus moet onze bewogenheid voor een mens die zonder God leeft, bewogenheid voor God zijn. Het gaat om Zijn verdriet, om de aantasting van Zijn eer en om de blijdschap over het herstel van Zijn heerlijkheid in een mens die zich bekeert. Vandaar Gods oproep aan ons: “Red hen die ten dode gegrepen zijn,wend u niet af van hen die ter slachting wankelen” (Spr. 24:11). Onze roeping draait om het hart van God dat zoekt om te redden.

Het Evangelie openbaart het initiatief van God

Geen mens is op zoek naar God, zelfs niet één (Rom. 3:11). God zoekt verloren mensen omdat verloren mensen God niet zoeken. De natuur van de zondaar is om niet op zoek te zijn. Hij komt tegen God in opstand, tenzij God zijn ogen opent en hem geloof schenkt (Rom. 12:3). God opent de deur van het geloof (Hand. 14:27). Het is Gods initiatief als iemand iets van de blijde boodschap ontdekt. Wij hebben lief omdat Hij ons eerst liefhad (1 Joh. 4:19). Wie Gods reddingsplan ziet, moet niet roemen in menselijke keuze, want de Heer heeft hem uitgekozen (Joh. 15:16). God zoekt en vindt beslist allen die volgens Zijn voornemen geroepenen zijn. Hij roept doeltreffend allen die Hij tevoren bestemd heeft en in liefde gekend heeft (Rom. 8:28-30). Het is allereerst Zijn investering in het zoeken van het verlorene die redding brengt, want er is geen mens die God ernstig zoekt (Rom. 3:11). Wij zijn uit onszelf niet in staat de zonde van goddeloosheid te verwerpen en van ons af te schudden. Het initiatief om het Evangelie te openbaren, te begrijpen en aan te nemen ligt bij God.

Wie de oproep van het Evangelie hoort, mag ook antwoorden. Wie Gods reddingsplan ziet, moet niet blijven wachten om te reageren, want inzicht in het geestelijk leven is hem in Christus gegeven. Voor wie dorst heeft naar levend water geldt: “O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk” (Jes. 55:1) en “Laat u behouden” (Hand. 2:40). Hier past geen passief afwachten, maar door genade actief ontvangen van wat God wil geven.
Wanneer wij tot geloof gekomen zijn, geldt dat God het willen en het werken in ons werkt, en wij door die genade dus ook onze zaligheid kunnen bewerken (Fil. 2:12-15). Dan passen geen morren of bedenkingen, maar mogen wij nederig knielen en nederig aanvaarden wat God ons toevertrouwt om Hem te dienen. Het initiatief van God sluit dus de menselijke verantwoordelijkheid van niet uit.

Het Evangelie openbaart het daadwerkelijk handelen van God

Het Evangelie openbaart de realiteit van God in de geschiedenis, de gelovige en de mensheid. Het eeuwig Evangelie is geen toevalligheid. God hoefde geen paniekoplossing voor de zondeval te zoeken. Het Evangelie is Zijn eeuwig voornemen, van voor de grondlegging der wereld (Rom. 8:29; Ef. 1:4). Het Evangelie is eschatologisch (staat in verband met de dingen van het einde der tijden). Het heeft betekenis voor de toekomst en komt tot volle vrucht in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, wanneer het Koninkrijk der hemelen in volle heerlijkheid op aarde is gekomen. Het Evangelie openbaart Gods soevereiniteit in heden, verleden en toekomst.

Gods daadkracht in de geschiedenis
Naast het werk van God in ons, zien we ook het werk van God in de geschiedenis. De aanspraken van het christendom zijn historisch. God is de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Hij is de God die Zijn volk uit Egypte leidde. Jezus is waarlijk gekruisigd, begraven en opgestaan. Dit zijn momenten in de werkelijke geschiedenis. Het zijn historische feiten, bevestigd door getuigen. De Bijbel bevat op schrift gestelde betrouwbare getuigenissen. Als Christus niet is opgewekt, is geloof nutteloos (1 Kor. 15:17). Ons geloof staat vast, omdat de dood en de opstanding van Christus, historische feiten zijn. Ons geloof is geen religieuze ervaring of de keuze een christelijk leven te leiden. Het is vertrouwen op God die Zijn realiteit manifesteert in het historisch geven van Zijn Zoon.

Gods daadkracht in de gelovige
Het Evangelie is persoonlijk en krachtig om te redden. Het is een kracht Gods tot behoud (Rom. 1:16; 1 Kor. 1:18). Zijn kracht brengt tot stand en verandert wat geen ander kan. In wie het Evangelie heeft ontvangen, manifesteert God dus Zijn daadkracht, wat zich onder andere uitdrukt in geloofsdaden (bv. Hebr. 11), in heiliging. Maar God is ook een God van herstel, wonderen en genezing, van tekenen die de gelovigen volgen (Marc. 16:17-18).

Gods daadkracht in de mensheid – in Zijn volk
Christus is de laatste Adam. In de eerste Adam zijn allen gestorven, maar in Christus zijn allen opgewekt (1 Kor. 15:22). Het Evangelie is niet universeel in die betekenis dat het iedereen zonder uitzondering redt, maar het richt zich wel tot elke tong en natie. Het Evangelie is tot zegen van alle volken (Gen. 26:4) en maakt de heidenen tot mede-erfgenamen (Ef. 3:6) opdat God voor Zich in de wereld een volk zou verzamelen (1 Petr. 2:9). Het Evangelie openbaart het volk van God. Alhoewel redding een persoonlijke aangelegenheid is, is leven als christen meer dan persoonlijk. Het is opgenomen worden in het volk van God, zodat gezamenlijk optrekken met het volk van God onlosmakelijk verbonden is met christen zijn. Roeping is individueel, maar nooit privaat en steeds ingebed in het Lichaam van Christus. De daadkracht van God in de redding van de gelovige blijkt mede uit de gemeenschap van de gelovige met het volk van God. In een zondige wereld kan leven in die gemeenschap moeizaam zijn, maar God zorgt voor wie zich aan Hem onderwerpt (1 Petr. 5:6-7, Ps. 55).

Het Evangelie openbaart God als God van het Woord

God heeft in het verleden op vele wijzen gesproken, vastgelegd in het Oude Testament. Hij heeft gesproken in Zijn Zoon, die het Woord is (Hebr. 1:1-2; Joh. 1:1; Openb. 19:13). Het spreken van God is de Here Jezus. Het getuigenis van de Heer Jezus is vastgelegd in de evangeliën en in het onderwijs van de apostelen. Het Evangelie is het Evangelie van het Woord, in overeenstemming met de Bijbelse Apostolische leer en trouw aan het historisch onderwijs van de kerk die trouw is aan die leer. Het Woord van God, de Bijbel is een betrouwbaar getuigenis van het spreken van God.

Wanneer Paulus benadrukt dat Christus voor onze zonden is gestorven naar de Schriften (1 Kor. 15:3-4) moet ons dit aanzetten tot het verkondigen van het Evangelie in overeenstemming met de Schriften (dit was voor Paulus het Oude testament) en het getuigenis van de apostelen, het Nieuwe Testament (getuigenis van Jezus die verscheen aan Kefas, de twaalf, meer dan 500, Paulus, etc.).  “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus” (Rom. 10:17). Het Evangelie is de levenwekkende boodschap van het Woord van God.

Het Evangelie is Schriftuurlijk. Het is het Evangelie van de Schrift alleen: Sola Scriptura.

De verkondiging van het Evangelie schikt zich naar de gezonde leer, de traditie van de apostelen. Het Sola Scriptura wordt in onze tijd vaak uitgehold. Christenen zetten zich tegenwoordig vaak af tegen traditie. Het is goed om los te komen van menselijke tradities, maar juist belangrijk om te staan op het fundament van de traditie van de apostolische leer. De geschriften van het Nieuwe Testament bevatten dezelfde leer als het mondeling onderwijs van de kerk die trouw was aan het onderwijs van de apostelen. Paulus steunt op de traditie van het Oude Testament en spoort de gelovigen aan terug te vallen op zijn verkondiging en die verkondiging zo vast te houden als ze is verkondigd, vanuit de Schrift, in overeenstemming met de apostolische overlevering. Het Evangelie is apostolisch, in de zin van toevertrouwd aan en uitgelegd door de apostelen van de Heer Jezus. Het Evangelie is wars van individuele interpretatie. Wij moeten niet zelf de betekenis van het Evangelie invullen, maar ons laten onderrichten door de apostolische leer.

Tegenwoordig neigt men steeds meer naar het toekennen van gezag aan de lezer. Zo wordt met gebruik van de slogan ‘Sola Scriptura’ in de praktijk beroep gedaan, niet op de Bijbel, maar op het gezag van de individuele interpretatie. Het ogenschijnlijk steunen op de Bijbel wordt dan in de praktijk een steunen op eigen inzichten, los van het onderwijzend gezag van de kerk. Het leergezag van de apostelen, waarvan de inhoud is verwoord in de Schrift, wordt hiermee ondermijnd en de weg wordt geopend voor allerlei dwaalleer. Tegenwoordig is geloof steeds minder gebaseerd op de waarheid van de Schrift. Aan geloof wordt steeds meer gestalte gegeven door de eigen individuele ervaring. Het gaat niet meer om “wat er staat”, maar om “wat betekent het voor mij”. Dat is afdwalen van het Evangelie van onze behoudenis, het Woord van de waarheid (vgl. Ef. 1:13).

Het Evangelie openbaart de waarheid van God

Waarom is Jezus gekomen? Jezus beantwoordt deze vraag: “Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen” (Joh. 18:37). Hij proclameert de waarheid van God in de confrontatie met de duisternis in de wereld. Het Evangelie is dat Gods waarheid vrij maakt (Joh. 8:32). Het Evangelie wordt normaal verspreid door proclamatie van de waarheid, niet door levensstijl alleen. Christelijke levensstijl zonder verkondiging van de waarheid is onvoldoende als getuigenis van Christus.

Het Evangelie van de waarheid heeft inhoud. Het Evangelie heeft te maken met hoe God de werkelijkheid ziet, waarvan Jezus kwam getuigen. Wie het Evangelie ontvangt, ontvangt geestelijk inzicht om de dingen vanuit Gods perspectief te bekijken. Het is belangrijk een inhoudelijk antwoord te geven op vragen als: Wie is Jezus Christus?; Waar worden wij van bevrijd en hoe?; etc. De waarheid heeft inhoud en wordt omschreven in een geloofsleer, een doctrine, een theologie. De omschrijving van de Bijbelse waarheid en de ontmaskering van de leugen is van wezenlijk belang. Jezus verkondigde de waarheid, maar legde ook de leugen bloot in Zijn confrontatie met de Farizeeërs. Evangelieverkondiging is constructieve verkondiging van de waarheid. Ze gaat gepaard gaat met onderscheidende ontmaskering van de leugen.

De kennis van de inhoud van ons geloof bepaalt mee de diepgang van ons geloof en doet ons in volle verwondering staan voor de heerlijkheid van God. Onze liefde voor God wordt niet bewezen door verstandelijke kennis, maar die kennis geeft aan de liefde wel inhoud indien ze door geestelijk leven wordt gedragen. Wanneer wij bijvoorbeeld zingen: “ Ik prijs uw grote naam”, of “U bent groot”, maar nauwelijks inhoud kunnen geven aan wat wij zingen, dreigt onze lofprijzing af te zakken naar een mystieke ervaring in plaats van dat het een inhoudelijke liefdesverklaring is. Lofprijzing, waarin wij God ontmoeten en eren, is zich bewust van de geestelijke kennis die wij van God hebben en weet dus waarom wij aanbidden, welke de Namen van God zijn, waarom God te prijzen is, hoe God groot is, etc. Godsontmoeting mag niet afhankelijk worden van kaarsjes, sfeermuziek, (oosterse) meditatieve technieken, visuele beelden (kruis, beelden), etc. Bijbelse lofprijzing proclameert de inhoud van Gods waarheid. Het is een offer van woord en daad, zodat de onzichtbare God Zijn heil laat zien (Ps. 50:23).

Het Evangelie openbaart de Heilige Geest van God

De waarheid waar Jezus van getuigt is niet alleen inhoudelijke kennis, maar tegelijkertijd het kennen van God, relationele intimiteit. Het gaat om een waarachtig leven, waarin de waarheden van God samengaan met de waarachtigheid van de gelovige. Geestelijke waarheid gaat gepaard met waarachtigheid, die het karakter van Christus is. Dit is mogelijk door het werk van de Heilige Geest:

“Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen” (Joh. 15:26). “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen” (Joh. 6:12-13). “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn” (Rom. 8:16).
Het gaat dus niet alleen om verstandelijk weten, maar om kennen met geestelijke ogen, kennen met het hart, het persoonlijk intiem kennen van God.

Wij kunnen het Evangelie kennen wanneer de Geest overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8). Hij is de eerste gave die de gelovige ontvangt (Rom. 8:23). Hij geeft verlichte ogen van het hart (Ef. 1:18), bewerkt de vrucht van de Geest (Gal. 5:22) en schenkt gaven om in te zetten in de gemeente van Jezus Christus (1 Kor. 12:1-11). Het Evangelie omvat Gods schenking van de Heilige Geest en de Heilige Geest openbaart de inhoud van het Evangelie.

Het Evangelie openbaart de Zoon van God

De Heilige Geest vestigt in dit alles niet de aandacht op Zichzelf, maar verwijst naar Jezus. Hij is de Geest van Christus. Ook de Schriften getuigen van Jezus! “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen” (Joh. 5:29).

Christus is de Messias, het Woord Gods (Openb. 19:13), door wie alle dingen zijn geschapen (Joh. 1:3), Immanuël God met ons (Matt. 1:23). Het gaat niet om een vage God, maar om God die zich openbaart in Zijn Zoon Jezus Christus. Hij is de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Hem (Joh. 14:6). “En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden” (Hand. 4:12). Hij is de eerste en de laatste (Openb. 22:13) aan wie alle macht is gegeven (Matt. 28:18). Het Evangelie wordt slechts verkondigd, wanneer ook Christus wordt verkondigd.

Het is onvoldoende om te zeggen: “Ik geloof in Jezus”. Er zijn immers vele valse Christussen. Er is de Christus van de Islam, een profeet, niet God. Er is de Christus van het katholicisme, wiens genade wordt ingestort via sacramenten en die toegankelijk is via Maria. Dit zijn ‘Christussen’ die niet in overeenstemming zijn met de Schrift.
Vaak zijn mensen wel gecharmeerd door Jezus, maar slechts door één aspect van Zijn persoon. Zo wordt Hij beperkt tot het goede voorbeeld om na te volgen of de Jezus die de sociale codes doorbreekt door om te gaan met marginalen. Er is de Christus van het sociaal engagement. Er is de Christus van liefde en vrede, die in naam van de liefde bereid is compromissen te sluiten met de waarheid.
Of Christus wordt ten dienste gesteld van het eigen welzijn en eigen waarde. Er is de Christus van het goed gevoel wanneer het leven pijn doet. Er is de Christus die helemaal ondersteboven van je is en die lief en vriendelijk bij je komt wanneer je hersteld moet worden, wanneer je in de kreukels zit.
Die ‘Christussen’ zijn niet de inhoud van het Evangelie. De inhoud van het Evangelie is solider: Christus, Gods Zoon, ontledigd, mens geworden, gekruisigd en opgestaan. De focus is op Zijn dood en opstanding: Jezus Christus en die gekruisigd (1 Kor. 2:2). Dat is de basis. Het is het Evangelie van Christus, gestorven, begraven, opgewekt, verschenen en van Wie wordt gepredikt, naar de Schriften (1 Kor. 15:1-8). Het Evangelie is Jezus, wiens gerechtigheid aan ons wordt toegerekend, die redt door genade alleen.

Het Evangelie openbaart het Vaderschap van God

“Alzo liefheeft God de wereld gehad dat hij zijn enig geboren Zoon gegeven heeft” (Joh. 3:16). De Vader heeft de Zoon gezonden. Christus ging naar het kruis omdat het de wil van Zijn Vader was. De Vader heeft Hem in de wereld gezonden en de Vader heeft Hem aan het kruis verlaten. Maar de Vader heeft Hem ook opgewekt en Hem alle macht gegeven.

Het Evangelie openbaart het Vaderhart van God, die zorgzaam en liefdevol Zijn kinderen beschermt en hen voorziet in hun dagelijks brood en vergeving van zonde. Maar de Vader is ook in de hemel, heilig, heerser over Zijn Koninkrijk dat komt. Het Evangelie wekt in de gelovige niet alleen tedere liefde, maar ook respect, de Vreze des Heren, voor de Vader die gezag draagt, tuchtigt en Zijn wil doet geschieden. Die Vader leidt niet in verzoeking, maar verlost van de boze. Het Evangelie is dat het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid van Hem is (Matt. 6:5-15).

Het Evangelie openbaart de toorn van God

1 Korintiërs 15 verklaart niet uitsluitend dat Christus in de geschiedenis stierf en is opgewekt. De dood en de opstanding zijn niet alleen historische feiten, ze hebben ook een diepe theologische betekenis: Hij stierf voor onze zonde en stond op, opdat wij voor Hem zouden leven.

God Zelf spreekt na de zondeval de doodstraf uit: “Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 2:17). “Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Gen. 3:19b). Het is God die de schepping aan de vruchteloosheid heeft onderworpen (Rom. 8:20). Wie zich afsluit van de bron van leven kan niet anders dan dood verwachten. Wanneer iemand zondigt, is God degene die het meest wordt beledigd. Wat zonde tot zonde maakt is dat ze de eer van God aantast. David besefte dat al te goed: “Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen” (Ps. 51:6a). Een rechtvaardig God kan niet anders dan de zonde straffen. God heeft twee bekers, waarvan de eerste beker die van Zijn toorn is: “Want in des Heren hand is een beker en de wijn bruist daarin, overvloedig gemengd; Hij schenkt daaruit tot de droesem toe, alle goddelozen op aarde moeten hem slorpende drinken.” (Ps. 75:9) .

De oproep is dus: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matt. 3:2) en: “Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Matt. 18:3). Wanneer het Koninkrijk komt, wordt met alle ongerechtigheid afgerekend. De eerste aankondiging van het Evangelie is het vermorzelen van de kop van de tegenstander (Gen. 3:15). Het eeuwig Evangelie is de verkondiging dat het Koninkrijk der hemelen komt en dat Gods kracht alle tegenstand overwint, zodat Zijn heerlijkheid openbaar wordt tot in alle eeuwigheden. Een engel verwoordt het eeuwig Evangelie als volgt: “Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” (Openb. 14:7). Dan is voor de goddeloze het oordeel van God nabij, maar voor de kinderen Gods de definitieve heerlijkheid.

Waar wij van gered moeten worden is niet in de eerste plaats het eeuwige oordeel, de hel, geween en tandengeknars of diepe duisternis. Wij moeten gered worden van de toorn van God. Als Jezus Heer en Christus is, en rechter van de levenden en de doden wordt genoemd, is dat voor iedere zondaar een bedreiging. Dat is angstwekkend. Veel Evangelieverkondiging is tegenwoordig alles behalve angstwekkend. “Vreselijk is het te vallen in handen van de levende God” (Hebr. 10:31), “want onze God is een verterend vuur (Hebr. 12:29). Wij moeten gered worden van God!

Het Evangelie wordt vaak voorgesteld als een middel waardoor God de gevolgen van zonde probeert in te dijken, te minimaliseren en op te lossen. Op die manier wordt de toorn van God losgekoppeld van God, terwijl zonde juist een belediging is tegenover God die Zijn rechtvaardige toorn opwekt. De toorn van God behoort evenzeer tot Zijn heerlijkheid als Zijn liefde: “Uw rechterhand, Here, heerlijk door kracht, uw rechterhand, Here, verpletterde de vijand. In uw grote majesteit vernietigdet Gij wie tegen U opstonden; Gij liet uw toorngloed los, hij verteerde hen als stoppels” (Ex. 15:6-7). Het Evangelie is dat God afrekent met zonde en goddeloosheid van Zijn vijanden en dat Hij Zijn gerechtigheid doet heersen.

Het Evangelie openbaart de genade van God

Naast de beker van de toorn heeft God een tweede beker: “De beker der verlossing zal ik opheffen, ik zal de naam des Heren aanroepen” (Ps. 116:13). Naast de beker van Zijn gramschap staat de beker van het nieuwe verbond in het bloed van Zijn Zoon. Het Evangelie openbaart Gods toorn, maar ook onverdiende vergeving van zonde. Het Evangelie openbaart genade voor zondaars die oordeel verdienen. Het Evangelie verkondigt dat het Koninkrijk van God komt, dat alle vijandschap is overwonnen en in het oordeel komt, maar dat wie gelooft, wordt bevrijd van de toorn van de Koning die komt. Voor wie gelovig drinkt uit de beker van het nieuwe verbond, waarvan de avondmaalsbeker symbool staat, is Gods toorn afgewend op Christus en geldt toegerekende gerechtigheid (Rom. 3: 21-30, 4:23-25). De rechtvaardige zal uit geloof leven (Hab. 2:4, Rom. 1:17, Gal. 3:11, Hebr. 10:38). Wij zijn behouden door genade, door het geloof, als gave van God, niet uit werken (Ef. 2:8-10). Ook Abraham en andere geloofshelden in het Oude Testament, werden gerechtvaardigd door geloof (Hebr. 11).

De genade van God is niet een vage algemene goedgunstigheid, maar het actief ingrijpen van God die “verschijnt, heil brengt en opvoedt, zodat wij de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalig hoop en de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen en eigen volk, volijverig ingoede werken” (Tit. 2:11-14). Gods genade is niet alleen bevrijding van de schuld van de zonde. Zij is ook niet alleen Zijn goedgunstigheid die op ons wacht wanneer wij later de hemel binnengaan. Zijn genade reikt verder dan een besluit tot vergeving en toestemming om de hemel in te gaan. Genade is Gods initiatief om actief in te grijpen en ons leven in heden en toekomst compleet te veranderen. (Ef. 1:5-6, Rom. 5:2, Hebr. 13:9, 2 Petr. 3:18). De God van alle genade volmaakt, bevestigt, sterkt en grondvest (1 Petr. 5:10).

Genade is dus niet een eenmalige actie van God, die ons ontslaat van schuld, of die inspanning overbodig maakt, maar genade heerst door rechtvaardigheid ten eeuwige leven (Rom. 5:12). Genade is een gezaghebbend ingrijpen van God. Genade brengt rechtvaardigheid tot stand bij de bekering, maar ook daarna. Zij verschraalt niet na de bekering, maar komt juist tot bloei. Zij manifesteert haar geestelijke kracht in de gelovige, met als einddoel het eeuwig leven. Het is God die kent, bestemt, roept, rechtvaardigt en verheerlijkt (Rom. 8:29-30). Genade is de bevestiging van de heerlijkheid van God, maar niet alleen in redding op het moment van bekering. Genade is het soevereine werk van God in ons, van begin tot eind, van voor de grondlegging der wereld, tot in alle eeuwigheden.

Het Evangelie openbaart de heiligheid van God

Het Evangelie is geen breuk met het Oude Testament. Het Evangelie maakt de wet niet ongeldig. Jezus zegt: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen” (Matt.5:17) en “Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Matt. 5:20).
Het Evangelie is dat Jezus de eis van de wet vervult. Hij volbrengt de wet van God volkomen. Tegelijkertijd wordt door Hem, als slachtoffer voor de zonde, volkomen aan de eis van de wet (de vergelding van de zonde) tegemoetgekomen. Bovendien volbrengt Hij door Zijn Geest ook de wet in ons. Hij vervult in ons de uitvoering van de Koninklijke wet van de liefde, zodat wij niet door eigen werken, maar door het leven van de Geest naar de wet leven (Rom. 8:4). De wet is dus niet afgeschreven, maar juist volop werkzaam, doordat ze aanspoort op de weg van een rechtvaardig leven te wandelen. Wie in Hem is, blijft niet in de duisternis (Joh. 12:46, 8:11-12).

Dat Christus het einde is van de wet (Rom. 10:4), betekent dus niet dat de wet is opgeheven. Het betekent dat Hij het begin is van het levensprincipe dat leven voor God niet kan door de wet na te leven, maar door genade en de Heilige Geest. De wet doet immers zonde kennen (Rom. 3:20). We zouden ook kunnen zeggen dat Christus het begin is van de mogelijkheid om naar de wet te leven, in de betekenis dat Hij de wet in ons volbrengt en ons leven er naar verandert. We moeten dus goed onderscheiden wat bedoeld wordt met ‘wet’. De wet als middel tot God op te klimmen, die bewees dat wij de dood verdienen, daarvan zijn we vrij gemaakt, dat heeft een einde genomen. Maar de wet als hartslag van Gods gerechtigheid, de weerspiegeling van Zijn karakter en van Zijn heerschappij, die wordt juist in ons door genade volbracht. Wij wijzen dus de werken van de wet af, die Paulus verwerpt, en die niet tot behoud leiden (Ef. 2:8-10). Maar wij bevestigen de noodzaak van goede werken, die aantonen dat ons geloof in Christus geen lege geloofsverklaring is, maar levend geloof (Jak. 2:14-26). Het heeft geen zin om met de mond Christus te belijden en Hem met onze werken te verloochenen (Tit. 1:16).

Het Evangelie is Gods waarheid, die we met ons hart, vervuld met geestelijk inzicht, door Gods genade aannemen. Maar het is meer dan dat. Het Evangelie is ook een kracht die verandert. Redding is door geloof alleen, maar geloof staat nooit op zichzelf. Geloof is steeds vergezeld van geloofswerken. Geloof verandert een leven (1 Joh. 2:3-6; Marc. 8:34-38; 2 Kor. 5:17-21). Gods genade ontslaat ons niet van een heilig leven. Gods genade stelt ons actief in staat dat leven te leiden. Geloof maakt vrij van gebondenheid aan de dood van de zonde en verbindt ons met de geest van het leven (Rom. 8:1-2). Het Evangelie houdt in dat wij in Christus een nieuwe positie hebben ontvangen, maar ook dat in Christus de toestand van ons leven verandert van heerlijkheid tot heerlijkheid (2 Kor. 3:18). Genade is het vermogen volgens de principes van Gods wet te leven.

Het is ontoereikend om het Evangelie te verkondigen als “Jezus aannemen”. “Jezus aannemen” is onvoldoende om de zondaar er op te wijzen dat berouw en bekering nodig zijn. Het is absoluut noodzakelijk om Jezus aan te nemen (Joh. 1:12), maar het moet wel worden uitgelegd wat dat betekent. Daarin is bekering van zonde naar een heilig leven, de wandel in het licht, geen optie, maar cruciaal. Heiliging is het bewijs van de ontvangen genade (Hebr. 12:14). “Jezus aanvaarden als je Redder” heeft geen betekenis als niet wordt uitgelegd waarvan iemand moet worden gered en wat er in de plaats moet komen. Zonder te spreken over berouw en bekering wordt het Evangelie niet verkondigd.
“… en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem. “ (Luc. 24:47)
“God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen.” (Hand. 17:30)
Bekering beperkt tot een beslissingsmoment, is niet de oproep van het Evangelie, maar:
“Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt.” (Matt. 3:8)

Het Evangelie biedt bevrijding van de schuld van de zonde, maar ook van de macht van de zonde. Bekering behoort bij redding. Bekering wendt zich af van de zonde en richt zich naar God, weg van de afgoden, om God te dienen (1 Tess. 1:9), met als vrucht van echtheid goede werken (Jak. 2:14, 17-20). Geloof zonder vrucht is een dood geloof en kan niet behouden.

“Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden” (Rom. 10:9). Jezus kan echter niet als Redder worden aanvaard, zonder Hem als Heer te erkennen. Wie de reddende genade begrijpt, onderwerpt zich ook aan Christus. Wie meent zich te laten redden, maar geen blijk geeft van onderwerping, bewijst daarmee niet gered te zijn. Wie met het hart gelooft, geeft zijn hart. “En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden” (Hand. 2:21). Wie het Evangelie begrijpt, roept de Naam aan van de Heer, de ‘Kurios’, de hoogste Heer, en doet wat Hij zegt (Luc. 6:46). Geloven is gehoorzamen. “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3:36). “En toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden” (Hebr. 5:9). Onze eenheid met Christus laat ons in een nieuw leven wandelen (Rom. 6:4).

Bekering en berouw worden tegenwoordig steeds meer gezien als een innerlijk proces. Enerzijds klopt dat wel, maar toch is er zonder uiterlijke verandering uiteindelijk geen sprake van échte bekering. Echte bekering heeft gevolgen voor emotie, wil, inzicht, daden, denken, etc., voor de hele persoon! Bekering keert een mens helemaal om. Discipelschap is geen optie voor geloof. Het is de uitwerking en het bewijs van het geloof. Wie vergeving zoekt en ontvangt, zal ook een ander vergeven (Matt. 6:12). Het hart van een ander kunnen we niet beoordelen, maar de vrucht aan de boom vertelt ons wel welke de wortels zijn (Matt. 12:33). Het is normaal dat wij dit beoordelen (1 Kor. 5:12). Wie Jezus liefheeft, blijft in Hem en draagt veel vrucht (Joh. 15:5). Werken maken een man noch goed noch slecht, maar ze openbaren wel of de man die de werken doe,t goed of slecht is. Geloof zonder heiliging is geen geloof. Geloof is om goede werken te doen (Ef. 2:8-10). Alleen het zaad dat in goede aarde valt, draagt vrucht (Matt. 13:18-23). De rest is waardeloos.

Toch moeten we erkennen dat christenen nog zondigen (1 Joh. 1:8). Ware gelovigen blijven echter niet chronisch in de zonde leven. “Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij, die uit God geboren werd, bewaart hem, en de boze heeft geen vat op hem” (1 Joh. 5:18). Johannes bedoelt dat wie Hem liefheeft, niet meer zondigt in de betekenis van ‘blijft niet voordurend in de zonde doorgaan’. Het Evangelie is vruchtbaar wanneer het zich uitwerkt in voortschrijdende volharding.
David pleegde overspel en moord. Hij loog en verzweeg zijn zonde. Maar toch wordt hij een vriend van God genoemd. Gelovigen kunnen in ernstige zonde vallen. Het bewijs van hun redding ligt in het feit dat ze zich uiteindelijk met deze zonde niet verzoenen, hulp van God verwachten, openstaan voor vermaning en geestelijk groeien. Hun levensstijl verandert, in tegenstelling tot hen die God niet kennen en die zich met een goddeloos leven verzoenen. David liet zich vermanen, aanvaardde de tuchtiging van God (2 Sam. 12:1–23) en had diep berouw (Ps. 51). Voor de christenen in Korinte gold: “Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Kor. 6:9-11). Veranderingsprocessen zijn vaak moeizaam en kosten tijd, maar de hoop is dat in Christus werkelijk herstel en groei tot stand komt.

Het Evangelie openbaart God

Het Evangelie is dat God volhardt in de openbaarwording van Zijn Naam. Wanneer God zegt: “Ik zal,” gebeurt het ook (Ez. 36). Het is Zijn soeverein vast voornemen dat door niets of niemand kan worden verijdeld (Job 42:2). Als God zegt: “Ik zal”, dan zál Hij ook. Het hangt niet af van ons, maar van Gods genadewerking.

Gods openbaring komt tot stand door een proces heen. Er is Zijn voortschrijdende openbaring in de geschiedenis, geregistreerd in Zijn Woord en geprofeteerd voor de toekomst. Er is Zijn voortschrijdende openbaring in ons die bevrijd zijn van de schuld van de zonde, bevrijd worden van de macht van de zonde en bevrijd zullen zijn van de aanwezigheid van de zonde. Er is Zijn voortschrijdende openbaring van genezing van het lichaam, waarvan sommigen een wonder mogen ontvangen, anderen in de vruchteloosheid van de schepping mogen leren leven en alle kinderen Gods straks bevrijd zullen zijn van ziekte en dood.
Er is Zijn voortschrijdende genezing van de ziel, aan wie Hij troost en vrede schenkt, maar wiens tranen pas later volkomen worden afgewist.
Het Evangelie is niet dat God altijd, voor iedereen en onmiddellijk alle gevolgen van de zonde wegneemt. Het Evangelie is dat God Zich ondanks de zonde en haar gevolgen in Zijn kinderen openbaart, in ziekte of gezondheid, in armoede of rijkdom, in leven en door de dood heen. Het Evangelie is dat, ondanks alle tegenstand, de overwinning van Christus vast en zeker is en spoedig helemaal geopenbaard zal worden.

Gods Woord is voldoende om ons volkomen toe te rusten voor dit leven (2 Tim. 3:16-17; 2 Petr. 1:3-4). Het Evangelie is ter zake voor elk aspect van ons leven. Er is geen omstandigheid, geen probleem, geen nood, geen toekomst, waar God niets mee te maken heeft en waarin Hij het Evangelie niet zou willen openbaren. Het Evangelie omvat alle heerlijke beloften van God, inclusief de toorn en overwinning over alle vijandschap van mensen en engelen. Met het Koninkrijk en met Christus ontvangen wij alles (Matt. 6:33; Rom. 8:32). De goede Herder is de Gastheer die een feestmaaltijd bereidt (Jes. 40:9-11; Ps. 23). Jezus kwam opdat wij leven hebben en overvloed en stromen van levend water uit ons binnenste zouden vloeien (Joh.10:10; 7:38). Niets kan ons van Hem scheiden, niets in deze wereld, geen mensen, geen dingen, geen omstandigheden en niets of niemand in de hemelse gewesten (Rom. 8:38–39). Het Evangelie is Zijn aanwezigheid, want Hij is met ons, alle dagen, tot aan de voleinding, tot in alle eeuwigheden (Matt. 1:23, 28:20; Openb. 21:3). Het Evangelie openbaart de volheid van het leven van God. Het Evangelie maakt rein, zoals Hij rein is. Het Evangelie schenkt het karakter van God, de vrucht van de Geest. Het Evangelie schenkt de kracht van God, Zijn wapenrusting. Het Evangelie is de heerschappij, de genoegzaamheid en de heerlijkheid van God, die wij verheerlijken door eeuwig van Hem te genieten. Het Evangelie is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het hemelse Jeruzalem, leven van God tot in eeuwigheid.

Naschrift

De rijkdom van de christen bestaat uit veel méér dan alleen het verlost zijn van de zonde. Dit artikel reageert op een aantal tendensen in christelijke gemeenten waar ik mij zorgen over maak. Het geeft nauwelijks een inleiding over de kostbare en zeer grote beloften aan hen die Christus kennen (2 Petr. 1:3-4).

Het gaat in het Evangelie om het kennen van God de Vader en van Jezus Christus, Zijn Zoon (Joh. 17:3), waardoor wij deel krijgen aan de overwinning over het kwade en aan de glorie van God. Dan zijn er stromen van levend water. Dan is God verheerlijkt doordat wij eeuwig onze voldoening vinden in Hem. Het Evangelie is God!

Gebruikte literatuur
Carson Don, What is the Gospel? Toespraak gehouden voor the Gospel Coalition conferentie 2007. Was te beluisteren op www.thegospelcoalition.org en stond op 22/08/2008 op http://www.theresurgence.com/don_carson_2007-05-23_audio_what_is_the_gospel.
Loyd Jones Martin, Studies in the Sermon on the Mount, Eerdmans Publishing Company, Grand Rapids, Michigan, 1971, hoofdstuk 17 tot 19.
MacArthur John, Ashamed of the Gospel: When the Church becomes like the World, Crossway Books, Wheaton, Illinois, 1993.
MacArhur John, The Lordship controversy. Gepubliceerd op 27/10/2008 op http://www.gty.org/Resources/articles/2414.
Piper John, God is the Gospel: meditations on God’s love as the gift of himself, Crossway Books, Wheaton, Illinois, 2005.
Sproul R.C., Scripture alone: the evangelical doctrine, P&R Publishing, Phillipsburg, New Jersey, 2005.
Sproul R.C. Jr., (Ed.), After darkness light: distinctives of reformed theology: essays in honor of R.C. Sproul, P&R Publishing, Phillipsburg, New Jersey, 2003.
Washer Paul, Shocking youth message stuns hearers – so shocking and biblical the preacher was never invited back. Prediking van 29 mei 2006, beluisterd op www.sermonaudio.com.

Oorspronkelijk verschenen in Tijdschrift, Magazine voor pastoraat, gezin en gemeenteopbouw, 18de jaargang, 4de kwartaal 2008, nr 80, p 11-18. Centrum voor Pastorale Counseling v.z.w.Tekst